ECLI:NL:ORBBNAA:1986:BQ8527

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
18 december 1986
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1986-032 (zaak no. 45/1986)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • A.P.M. Houtman
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie onverschuldigde premie AOV-AWW en belastingheffing

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 18 december 1986, gaat het om een beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over het belastingjaar 1985. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag van f. 620,62, die was opgelegd door de Inspekteur der Belastingen Aruba. De Inspekteur baseerde de navordering op artikel 6, lid 2 onder g van de Landsverordening Inkomstenbelasting, waarin wordt gesteld dat uitkeringen bij uittreding uit een pensioenfonds of bij afkoop van pensioenaanspraken als belastbare voordelen worden aangemerkt.

De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 1985 onverschuldigd premies AOV/AWW had betaald, welke premies later zijn gerestitueerd. De Raad oordeelt dat deze restitutie niet valt onder de bepalingen van artikel 6, lid 2 onder g van de Landsverordening Inkomstenbelasting, omdat de belanghebbende geen pensioenaanspraken had die door de restitutie werden afgekocht of beëindigd. De Raad benadrukt dat de duidelijke wettekst voorrang heeft boven de eventuele bedoeling van de wetgever, zoals verwoord in een nota naar aanleiding van het Voorlopig Verslag.

Uiteindelijk heeft de Raad van Beroep de navorderingsaanslag vernietigd, omdat er geen grond bestond voor de navordering door de Inspekteur. De uitspraak benadrukt het belang van een heldere wettekst en de noodzaak om de letterlijke tekst van de wet te volgen, ongeacht de bedoelingen die mogelijk in de wetgeving zijn vervat.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
18 december 1986
1986-032 (zaak no. 45/1986)
Gezien het op 27 maart 1986 bij de Raad namens de heer L ingediende schriftuur, waarbij hij in beroep komt tegen de navorderingsaanslag Inkomstenbelasting 1985, kohierartikel <>;
Gezien de overige stukken van het geding, waaronder het door de Inspekteur op 30 mei 1986 ingediende vertoogschrift, het op 16 juni 1986 namens belanghebbende ingediende verweerschrift, en het schriftelijk commentaar daarop van de Inspekteur;
Gelet op de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van de Raad van 16 juli 1986 in het Gerechtsgebouw op Aruba, alwaar aanwezig waren de Inspecteur der Belastingen Aruba, mr. B, bijgestaan door de adjunct-inspecteurs mr. T en drs. G en de belanghebbende bij zijn gemachtigde, de heer H, bij welke gelegenheid deze laatste zijn pleitnota heeft overgelegd;
Overwegende:
1. Het beroep richt zich tegen de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over het belastingjaar 1985 tot een bedrag van f. 620,62.
2. De Inspekteur grondt deze navordering op artikel 6, 2e lid onder g van de Landsverordening Inkomstenbelasting. Volgens dit artikellid worden mede als - ingevolge de L.I.B. belastbare -voordelen aangemerkt: de uitkeringen ontvangen bij uittreding uit een pensioenfonds of bij afkoop beëindiging van pensioenaanspraken, voorzover de aanspraken worden ontleend aan de onder het zesde lid van artikel 9 of onder het eerste lid van artikel 16 letters d en e vallende bijdragen of premien; een en ander onder een hier niet terzake doende beperking.
3. In casu heeft de Inspekteur de in 1985 aan belanghebbende gerestitueerde premies A.O.V./A.W.W. door middel van zijn navordering belast; restitutie vond plaats, omdat achteraf was gebleken, dat de premies door belanghebbende onverschuldigd waren betaald.
4. Zodanige restitutie levert naar het oordeel van de Raad niet op een uitkering bij beëindiging van pensioenaanspraken als in genoemd lid bedoeld. Belanghebbende had geen pensioenaanspraken, die door de onderhavige restitutie werden afgekocht of beëindigd.
Voor de navordering door de Inspekteur bestaat derhalve geen grond. Het vorenstaande wordt niet anders door de passage in de nota naar aanleiding van het Voorlopig Verslag (Staten N.A. 1961-’62, nr. 3, pag. 2), waarop de Inspekteur ter adstructie van zijn betoog nog heeft gewezen en waarbij het ontwerp op voormeld artikel 16, lid 2 sub g in die zin werd gewijzigd, dat daarin in plaats van “artikel 16 letter d” moest worden gelezen “artikel 16 letters d en e”.
Voorzover in die nota met zoveel woorden een bedoeling wordt aangegeven ook gerestitueerde premies A.O.V. belastbaar te maken, kan de Raad niet anders dan constateren, dat die bedoeling in de vervolgens ingevoerde tekst van de L.I.B. niet is terug te vinden. Waar de tekst van de L.I.B. op het onderhavige punt ook geenszins duister of dubbelzinnig is, dient daaraan, ter afbakening van hetgeen al dan niet belastbaar is, voorrang te worden gegeven boven de in de tekst niet tot uitdrukking gebrachte bedoeling van steller van de nota.
5. Derhalve kan de navorderingsaanslag reeds om deze redenen niet in stand blijven en behoeft op de daartegen overigens namens belanghebbende ingebrachte bezwaren niet te worden ingegaan.
Beschikkende:
Vernietigt de aanslag waarvan beroep
mrs. H. Warnink, A.P.M. Houtman en.T. J.M. Kolfschoten