ECLI:NL:ORBBNAA:1986:BQ8514

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
18 juli 1986
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1986-023
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.G.A. Molenaar
  • Warnink
  • A.P.M. Houtman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over kinderaftrek en buitengewone lasten in Curaçao

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 18 juli 1986, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op kinderaftrek en of hij aanspraak kan maken op aftrek wegens buitengewone lasten in verband met de kosten voor zijn kinderen die in de Verenigde Staten studeren. De Inspecteur der Belastingen op Curaçao had een verminderingsbeschikking afgegeven, waarbij hij stelde dat er een fiscaal compromis was gesloten met de gemachtigde van de belanghebbende. De belanghebbende betwistte echter dat er een dergelijk compromis tot stand was gekomen en hield vast aan zijn bezwaren tegen de aanslag.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
18 juli 1986
1986-023
Gezien het op 13 maart 1986 bij de Raad namens O, thans wonende te Vught (Nederland), gemachtigde H, ingediende schriftuur waarbij hij in beroep komt tegen de verminderingsbeschikking van de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, genummerd D-49, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de Inkomstenbelasting over het jaar 1984;
Gezien het op 3 april 1986 bij de Raad door de Inspekteur ingediende vertoogschrift;
Gezien het namens belanghebbende op 24 april 1986 bij de Raad ingediende verweerschrift;
Gezien voorts de aanvullingen op vertoog- en verweerschrift, bij de Raad ingediend op respectievelijk 12 juni 1986 en 24 juni 1986;
Gelet op de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van de Raad op 25 juni 1986;
Overwegende:
1. Partijen zijn het er uiteindelijk over eens geworden, dat het beroepschrift tijdig is ingediend; ook de Raad is dat oordeel toegedaan, zodat belanghebbende in zoverre in zijn beroep kan worden ontvangen.
2. De Inspekteur heeft echter aangevoerd, dat tussen hem en de gemachtigde van belanghebbende een zogenaamd fiscaal compromis is gesloten, waarop het nadien desondanks ingestelde c.q. gehandhaafde beroep moet afstuiten. Volgens de Inspekteur ligt dit fiscaal compromis aan zijn verminderingsbeschikking ten grondslag.
Namens belanghebbende is het tot stand gekomen zijn van een dergelijk compromis bestreden; weliswaar heeft de Inspekteur toegezegd - op de wijze als in de verminderingsbeschikking uitgedrukt - belanghebbende tegemoet te komen aldus diens gemachtigde, doch namens hem is steeds vastgehouden aan de volle omvang van de naar voren gebrachte bezwaren, zodat van enig akkoord, enig compromis, te dezer zake niet kan worden gesproken.
Naar het oordeel van de Raad is door de Inspekteur niet voldoende aangetoond, dat inderdaad het door het door hem beoogde compromis is tot stand gekomen, zodat er in rechte vanuit moet worden gegaan, dat dit niet het geval is. Ook in zoverre is derhalve belanghebbende in zijn beroep ontvankelijk.
3. Het eigenlijke geschilpunt in deze zaak betreft de vraag of belanghebbende in het onderhavige belastingjaar in aanmerking komt voor kinderaftrek danwel in verband met de (omvang van de door hem ten behoeve van zijn kinderen gemaakte kosten en gedane uitgaven aanspraak kan maken op buitengewone lasten.
Het gaat hier om kinderen, die in het onderhavige belastingjaar respectievelijk 18, 21 en 22 jaar oud waren en in de Verenigde Staten van Amerika studeerden.
4. Blijkens artikel 16A van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting komt een belastingplichtige slechts voor aftrek wegens buitengewone lasten terzake van uitgaven voor zijn kinderen in aanmerking, indien hij ten behoeve van die kinderen geen aanspraak kan maken op kinderaftrek, terwijl volgens artikel 23A van de Landsverordening een (binnen de Nederlandse Antillen wonende) belastingplichtige voor kinderen als de onderhavige kinderaftrek geniet, indien die kinderen nagenoeg geheel, d.w.z. voor (meer dan) 90% op zijn kosten worden onderhouden.
5. De Inspecteur heeft betwist, dat belanghebbende minder dan nagenoeg geheel in de onderhoudskosten van zijn kinderen bijdraagt en dit is naar het oordeel van de Raad ook geenszins gebleken, met name niet uit de eerst bij de nadere aanvulling op het verweerschrift overgelegde stukken. Met die stukken wordt weliswaar voor een deel aangetoond, dat belanghebbende ten behoeve van zijn kinderen zich grote uitgaven heeft moeten getroosten, maar niet dat de kinderen zelf ten behoeve van hun onderhoud, uit andere bronnen, een wezenlijke bijdrage - meer dan 10% - leveren.
Daaruit volgt reeds, dat belanghebbende in aanmerking komt voor de in artikel 23A LIB voorziene kinderaftrek, zodat geen plaats is voor aftrek wegens buitengewone lasten krachtens artikel 16A LIB.
Weliswaar stelt belanghebbende, dat de Inspekteur in zijn verminderingsbeschikking het standpunt heeft ingenomen, dat belanghebbende wel voor aftrek wegens buitengewone lasten in aanmerking komt, zij het niet in die mate als waarop belanghebbende aanspraak maakt, en dat hij aan dat standpunt is gebonden, maar nu de Inspekteur uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven, dat een en ander niet berustte op een door hem erkende mogelijkheid tot aftrek wegens buitengewone lasten, doch op zijn overtuiging dat een fiscaal compromis was bereikt, acht de Raad de Inspekteur vrij in deze procedure te betogen, dat voor aftrek wegens buitengewone lasten geen termen aanwezig zijn.
6. Aangezien reeds op grond van het vorenstaande de beroepen beschikking moet worden bekrachtigd, kunnen de overige stellingen van partijen thans onbesproken blijven
Beschikkende:
Bevestigt de beschikking, waarvan beroep.
mrs. J.G.A. Molenaar, Warnink en A.P.M. Houtman