ECLI:NL:ORBBNAA:1986:BQ8483

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
9 april 1986
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1986-002
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.G.A. Molenaar
  • A.P.M. Houtman
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en belastingvrijstelling voor winstuitkeringen aan natuurlijke personen

Op 9 april 1986 deed de Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba) uitspraak in een zaak betreffende de inkomstenbelasting van een directeur van een vennootschap. De belanghebbende, die in 1975 als directeur werkzaam was bij T N.V., ontving een winstuitkering van fl. 145.073,63, terwijl hij als directeur een jaarsalaris van fl. 19.060,80 ontving. De Inspecteur der Belastingen op Aruba had de belanghebbende aangeslagen voor een zuiver inkomen van fl. 161.747,-, waarover een belasting van fl. 59.921,- was opgelegd, exclusief eilandelijke opcenten.

De belanghebbende stelde dat hij op grond van de Landsverordening ter bevordering van industrievestiging en hotelbouw (LVIH) vrijgesteld was van inkomstenbelasting over de ontvangen winstuitkering. Hij betoogde dat de vennootschap vrijgesteld was van winstbelasting, en dat dit leidde tot een vrijstelling van inkomstenbelasting voor hem als natuurlijk persoon. De Raad van Beroep oordeelde echter dat de bepalingen van de LVIH enkel betrekking hebben op de vrijstelling van winstbelasting voor lichamen en niet voor natuurlijke personen. De Raad concludeerde dat de belanghebbende als natuurlijk persoon onderworpen was aan de inkomstenbelasting en dat de ontvangen winstuitkering belastbaar was.

De Raad bekrachtigde de beschikking van de Inspecteur en wees het beroep van de belanghebbende af, omdat het beroep uitsluitend was gegrond op een vermeende verkeerde toepassing van wettelijke bepalingen. De uitspraak benadrukte dat de vrijstelling van belasting voor lichamen niet automatisch geldt voor natuurlijke personen, en dat de belastingplicht van de belanghebbende niet ontlopen kon worden op basis van de door hem aangevoerde argumenten.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
9 april 1986
1986-002
Gezien het beroepschrift met bijlagen van S, wonende op Aruba, - verder mede te noemen: belanghebbende - gericht tegen de beschikking van de Inspecteur der Belastingen op Aruba, no. <> d.d. 5 november 1985, (gegeven op het bezwaarschrift van S voornoemd tegen zijn aanslag in de inkomstenbelasting belastingjaar 1975 kohierartikel <>, definitief), waarbij de opgelegde aanslag is gehandhaafd, welk beroepschrift is ingekomen bij de Raad op 2 januari 1986 en hiertoe strekt dat de Raad de opgeleg-de aanslag, waarvan beroep, zal verminderen en deze nader zal vaststellen;
Gezien verder het vertoogschrift van de Inspecteur voornoemd, hetwelk is ingekomen bij de Raad op 13 februari 1986 en hiertoe strekt dat de Raad de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaarschrift zal handhaven en artikel 16 van de Landsverordening op het beroep in Belastingzaken 1940 zal toepassen.
Gehoord ter terechtzitting van de Raad op Aruba op 11 maart 1986 S voornoemd, bijgestaan door zijn gemachtigde X, en de Inspecteur, bij welke gelegenheid door de gemachtigde van belanghebbende pleitaantekeningen zijn overgelegd.
Overweegt:
1. Het beroepschrift is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat belanghebbende daarin ontvankelijk is.
2. Tussen partijen staat in rechte vast:
- belanghebbende was gedurende 1975 als directeur in dienstbetrekking van de naamloze vennootschap T N.V. tegen een jaarsalaris van fl. 19.060,80;
- belanghebbende, niet zijnde aandeelhouder van genoemde vennootschap, ontving in zijn hiervoor bedoelde kwaliteit over het jaar 1975 een als winstuitkering aangeduid bedrag ad fl. 145.073,63;
- belanghebbende is in de inkomstenbelasting, belastingjaar 1975, aangeslagen naar een zuiver inkomen van fl. 161.747,- voor een bedrag van fl. 59.921,- exclusief eilandelijke opcenten.
3. Belanghebbende voert, zakelijk samengevat, aan, dat hij ingevolge artikel 2 lid 1 ten 5e juncto artikel 13 lid 2 van de Landsverordening ter bevordering van industrievestiging en hotelbouw (P.B. 1953, no. 194) – verder aan te duiden als LVIH - inzake de door hem als bestuurder van de vennootschap ontvangen winstuitkering is vrijgesteld van inkomstenbelasting.
Hij motiveert dit standpunt met de stelling dat de vennootschap op grond van artikel 13, eerste lid LVIH is vrijgesteld van de heffing van winstbelasting zodat, nu luidens het tweede lid van dat artikel de bepalingen van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 - verder een te duiden als LVW - onverminderd van toepassing blijven, uit artikel 6 lid 2 sub e LVW vrijstelling van inkomstenbelasting voortkomt.
4. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende bestreden, aanvoerend dat aan belanghebbende een beroep op artikel 13 LVIH en artikel 6 lid 2 onder e LVW niet toekomt, nu belanghebbende als natuurlijk, persoon onderworpen is aan de inkomstenbelasting, aangezien voor de winstbelasting slechts lichamen belastingplichtig kunnen zijn en artikel 6 lid 2 onder e ziet op de vaststelling van aan die belasting onderworpen door die lichamen bedoelde winsten.
5. De Raad onderschrijft het standpunt van de Inspecteur.
Immers, artikel 13, zowel lid 1 als lid 2, van de LVIH, zien - in niet voor misverstand vatbare bewoordingen – op de vrijstelling van winstbelasting voor winsten, behaald door lichamen als bedoeld in artikel 3 LVW. Artikel 6, lid 2 onder e LVW bepaalt dat de daarin genoemde winstuitkeringen niet voor aftrek van de door zulk een lichaam behaalde - onzuivere winst ter bepaling van de winstbelasting in aanmerking komen, tenzij het winstuitkeringen betreft, welke aan de daarin genoemde categorieën wegens verrichte arbeid zijn toegekend, en heeft derhalve – anders dan belanghebbende meent - niets van doen met belastingvrijstelling over winstuitkeringen genoten door natuurlijke personen.
Belanghebbende daarentegen is als natuurlijk persoon onderworpen aan de inkomstenbelasting, en het door hem ontvangen als winstuitkering aangeduide bedrag is belastbaar op grond van artikel 6 lid 1 van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943.
6. De beschikking van de Inspecteur dient derhalve met handhaving van de aanslag te worden bekrachtigd.
Voor toepassing van artikel 16 van de Landsverordening op het Beroep in Belastingzaken 1940 -zoals door de Inspecteur voorgesteld - is echter naar het oordeel van de Raad geen plaats aangezien het beroep uitsluitend was gegrond op beweerdelijk verkeerde toepassing van wettelijke bepalingen.
Beslissende:
Bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
mrs. J.G.A. Molenaar, A.P.M. Houtman en T.J.M. Kolfschoten