ECLI:NL:ORBBNAA:1984:BS1079
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.A. Offers
- D.J. van Dijk
- J.G.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de Inspecteur inzake inkomstenbelasting en vrijstelling op uitkeringen uit winst
Op 15 juni 1984 heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba) uitspraak gedaan in een zaak waarin A in beroep ging tegen de beslissing van de Inspecteur van 27 januari 1984. De Inspecteur had de eerder aan A opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1974 gehandhaafd en de door A ingediende bezwaren verworpen. A stelde dat de uitkering uit de winst van de naamloze vennootschap T NV, die hij had ontvangen, vrijgesteld was van inkomstenbelasting op grond van de Landsverordening ter bevordering van industrievestiging en hotelbouw 1953. Hij betoogde dat deze uitkeringen aan aandeelhouders en houders van andere op een deel van de winst rechtgevende bewijzen onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zouden zijn van inkomstenbelasting.
De Inspecteur was het hier niet mee eens en stelde dat alleen uitkeringen die aan aandeelhouders of aan personen met een gelijkwaardige positie als aandeelhouders zijn gedaan, vrijgesteld zijn van inkomstenbelasting. A, die als werknemer van de vennootschap de uitkering ontving, viel volgens de Inspecteur niet onder deze vrijstelling, omdat zijn recht op uitkering verviel bij beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 1984 werd A gehoord, evenals de Inspecteur. De Raad overwoog dat de vrijstelling alleen bedoeld was voor personen die risicodragend vermogen ter beschikking hadden gesteld voor de vestiging van nieuwe industrieën of hotels. A had dat niet gedaan, en zijn uitkering was dus niet vrijgesteld.
De Raad bevestigde de beslissing van de Inspecteur en oordeelde dat de aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1974 terecht was gehandhaafd. De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder vrijstellingen van belasting gelden en de noodzaak voor aandeelhouders om daadwerkelijk risicodragend vermogen te hebben om in aanmerking te komen voor belastingvoordelen.