ECLI:NL:ORBBACM:2015:9

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
2012/58579
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoerrechten en opgewekt vertrouwen bij vrijstelling van invoer van auto

In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende recht heeft op vrijstelling van invoerrechten bij de invoer van een auto. De belanghebbende, een inwoner van Curaçao, had een auto gekocht in de Verenigde Staten en wilde deze vrij van invoerrechten naar Curaçao brengen. De Inspecteur der Douane had eerder een verzoek om vrijstelling afgewezen, waarna de belanghebbende in bezwaar ging. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de informatie die de Douane aan de belanghebbende heeft verstrekt, niet als algemene informatie kan worden beschouwd, maar als een specifieke inlichting op een gespecificeerde vraag. De Raad concludeert dat de belanghebbende in rechte te honoreren vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan deze inlichting. De Raad oordeelt dat de belanghebbende niet had hoeven beseffen dat de verstrekte informatie onjuist was en dat hij, indien hij had geweten dat invoerrechten verschuldigd waren, de auto niet naar Curaçao zou hebben verscheept. De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beschikking van de Inspecteur, waarbij vrijstelling van invoerrechten en omzetbelasting wordt verleend voor de invoer van de auto.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nr. 2012/58579
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
X, te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde mr. Y (verbonden aan Z)
tegen
de Inspecteur der Douane.

1.Het procesverloop

1.1
Bij beschikking van 20 augustus 2012 heeft de Inspecteur een verzoek van belanghebbende om vrijstelling van invoerrechten bij invoer van een auto afgewezen.
1.2
Belanghebbende is op 21 augustus 2012 in bezwaar gekomen tegen de beschikking. Bij uitspraak van 31 augustus 2012 is de beschikking gehandhaafd..
1.3
Belanghebbende is op 8 oktober 20120 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 10 november 2014 te Willemstad zijn verschenen namens belanghebbende de gemachtigde en de moeder van belanghebbende, D. X en namens de Inspecteur mr. A en B.
1.6
Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende heeft in 20xx op de leeftijd van 18 jaar van de Curaçao Baseball City Foundation een beurs gekregen om te gaan studeren aan de AA University in de VS waar hij tevens honkbal ging spelen in het junior College team. Dergelijke beurzen worden verstrekt aan honkbaltalenten die dan hun studie kunnen combineren met het spelen van honkbal in het universiteitsteam. Belanghebbende had een studentenvisum voor verblijf in de VS tijdens zijn studie voor een duur van 4 jaar. De intentie van belanghebbende was om professioneel honkbalspeler te worden. Belanghebbende heeft de studie Business Administration gevolgd en met succes afgerond. In 20xx heeft belanghebbende een blessure opgelopen waardoor hij uiteindelijk geen carrière als honkbalspeler heeft kunnen maken. Belanghebbende is op aa-bb-2011 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Curaçao. Na afloop van de studie, in 2012, is hij teruggekeerd naar Curaçao.
2.3
Belanghebbende heeft in april 2011 een auto gekocht van het merk dd, bouwjaar 2011,type pick-up (verder: de auto). Hij heeft de auto in de VS onder meer gebruikt om naar de fysiotherapeut te rijden bij wie hij onder behandeling was voor zijn blessure.
2.4
Belanghebbendes moeder heeft op 12 mei 2011 het volgende verzoek gericht aan C, medewerker van de Douane:
“Pa medio di e email aki ami, S.X. ID 59091710, mama di X ku ta studia aktualmente na Oklahoma Panhandle State University U.S.A. ke hasi Sr. Bekker e siguiente pregunta tokante dispensashon di impuesto. Kua ta e rekisitonan ku mi yu mester tene na kuenta pa e haña dispensashon di impuesto dia e muda ku su inboedel, entre otro su pick-up, bin bèk Kòrsou?
Mi ta spera di por haña un kontesta serka Sr. C….”
2.5.
Bekker heeft op 11 juni 2011 als volgt geantwoord:
“Señora. Mester ta trata di un kaso di mudansa. E vehíkulo mester ta propiedat di e persona ku ta muda durante un periodo di mas di un aña promé ku fecha di su embarkashon. E título di propiedat mester indiká esaki. Ademas e mester prueba ku el a usa e vehíkulo durante un aña previo na su embarkashon. Pa kualke otro informashon splikativo òf adishonal tuma kontakto telefóniko òf via email.”
2.6.
De auto is op 11 augustus 2012 verscheept naar Curaçao. Belanghebbende heeft verzocht om vrijstelling van belasting bij invoer. Bij de bestreden beschikking is toepassing van de vrijstelling geweigerd. In de uitspraak op bezwaar is gesteld dat belanghebbende 27% invoerrechten en 5% omzetbelasting ter zake van de invoer is verschuldigd over de waarde van de auto.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil:
  • Of belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling van artikel 35 van de Landsverordening tarief van Invoerrechten (LVTI);
  • Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: of sprake is van in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen dat de invoer is vrijgesteld;
  • Indien geen vrijstelling van toepassing is: of het tarief van invoerrechten 27% of 17% moet zijn.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende meent dat de algemene vrijstellingsregeling van artikel 35 LVTI van toepassing is omdat hij niet voor zijn studie naar de VS is gegaan maar voor het ontwikkelen van een professionele honkbal carrière. Belanghebbende stelt dat C bij hem het vertrouwen heeft gewekt dat de vrijstelling van toepassing zou zijn en dat hij, als C hem anders zou hebben geïnformeerd, de auto in de VS zou hebben verkocht en niet naar Curaçao zou hebben overgebracht. Belanghebbende stelt tot slot dat het tarief van 17% van toepassing moet zijn omdat er een identieke pick-up is op het eiland die is ingevoerd met toepassing van dat tarief.
4.3
De Inspecteur meent dat voor belanghebbende niet de vrijstellingsregeling van artikel 35 TVTI geldt maar die van artikel 42 LVTI omdat belanghebbende voor zijn studie naar de VS is gegaan zodat vrijstelling voor invoer van de auto terecht is geweigerd. Volgens de Douane is geen sprake van in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen omdat C slechts algemene informatie heeft verstrekt. De Inspecteur stelt dat voor een pick-up als die van belanghebbende het tarief van 27% geldt en dat mogelijk sprake is geweest van een vergissing bij de invoer van een andere pick-up maar dat die vergissing zal worden hersteld.
5. Beoordeling van het geschil
Wettelijke regeling
5.1
Artikel 35 LVTI bepaalt dat een vrijstelling van invoerrechten geldt voor de invoer van persoonlijke goederen door natuurlijke personen, die hun normale verblijfplaats naar het binnenland overbrengen. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende in de jaren dat hij in de VS studeerde, daar zijn normale verblijfplaats had. Naar het oordeel van de Raad is dat niet zo. In een geval als dit, waarin een inwoner van Curaçao in het buitenland gaat studeren op een studentenvisum dat recht geeft op verblijf in dat buitenland voor studie gedurende maximaal 4 jaar, kan in het algemeen niet worden gezegd dat het middelpunt van diens leven is verplaatst naar het land van studie. Van bijzondere omstandigheden die dit geval anders zouden maken, is niets gebleken. Het gegeven dat belanghebbende een getalenteerd honkbalspeler was die vanwege dat talent een studiebeurs kreeg en werd opgenomen in het universitaire honkbalteam en de wens van belanghebbende om na zijn opleiding in de VS te blijven als professioneel honkbalspeler, leveren niet dergelijke omstandigheden op.
5.2
Het voorgaande betekent dat belanghebbende niet met succes een beroep kan doen op de invoervrijstelling van artikel 42 LVTI. Vrijgestelde invoer van een auto is dan niet mogelijk.
Opgewekt vertrouwen
5.3
De vraag die belanghebbende heeft gesteld aan de Douane en het antwoord daarop luiden, vertaald in het Nederlands, als volgt:
“Via deze mail wil ik, S.X. ID 59091710, moeder van X die op dit moment studeert aan de AA University U.S.A., aan u heer C, de volgende vraag stellen over de ontheffing van invoerrechten.
Met welke vereisten moet mijn zoon rekening houden om ontheffing van invoerrechten te krijgen als hij met zijn inboedel, waaronder zijn pickup, naar Curaçao terug verhuist?
Ik hoop een antwoord van u te mogen ontvangen heer C……..”
“Mevrouw. Het moet gaan om een geval van verhuizing. Het vervoermiddel moet voor een periode boven de één jaar, vanaf de datum van inscheping, eigendom zijn van de persoon die verhuist. De eigendomstitel moet dit aanwijzen. Bovendien moet hij bewijzen het vervoermiddel te hebben gebruikt gedurende één jaar voorafgaand de inscheping. Heeft u andere inlichtingen of additionele informatie nodig neemt dan contact op via telefoon of mail.”
5.4
Zoals blijkt uit hetgeen de Raad in 5.1 en 5.2. heeft overwogen, was de informatie die de Douane aan belanghebbende heeft verstrekt onjuist, gegeven de door belanghebbende verstrekte informatie. Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende in zijn verzoek alle relevante informatie verstrekt op basis waarvan door de Douane de juiste informatie verstrekt had kunnen worden. De door de Douane verstrekte informatie is geen algemene voorlichting, maar een inlichting als antwoord op een specifieke vraag.
5.5
Wanneer het, zoals in dit geval, gaat om de vraag of een in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend aan door de bevoegde instantie verstrekte inlichtingen, dient van het beginsel dat de wet moet worden toegepast slechts dan te worden afgeweken indien de belastingplichtige de onjuistheid van de inlichting niet had behoeven te beseffen en tevens wordt geconfronteerd met het feit dat hij niet alleen de wettelijk verschuldigde belasting heeft te betalen maar daarenboven schade lijdt doordat hij, afgaande op de onjuiste inlichtingen, enige handeling heeft verricht of nagelaten.
5.6
De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat belanghebbende de onjuistheid van de inlichting had moeten beseffen.
5.7
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de auto niet zou zijn verscheept naar Curaçao indien hij had geweten dat daarvoor invoerrechten betaald zouden moeten worden, maar dat hij dan de auto in de VS zou hebben verkocht. De Raad hecht geloof aan deze verklaring en leidt daaruit af dat belanghebbende door de onjuiste inlichtingen die hij kreeg is overgegaan tot invoer van de auto met de daaraan verbonden kosten van verscheping.
5.8
Uit het hiervoor overwogene volgt dat belanghebbende zich terecht beroept op in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen en recht heeft op vrijstelling van invoerrechten (en dus ook van omzetbelasting, op grond van het bepaalde in artikel 14b van de Landsverordening omzetbelasting 1999) voor de invoer van de auto. Het beroep is gegrond.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en bepaalt dat vrijstelling van invoerrechten en omzetbelasting wordt verleend voor de invoer van de auto.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.