ECLI:NL:ORBBACM:2015:65

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2012/56389
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens te late indiening van aangifte winstbelasting

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een opgelegde boete van NAf 2.500 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2009. De belanghebbende heeft op 25 januari 2012 bezwaar aangetekend tegen de boete en heeft op 12 juni 2012 beroep ingesteld bij de Raad. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend, en tijdens de zitting op 14 november 2014 was alleen de gemachtigde van de Inspecteur aanwezig.

De Raad heeft vastgesteld dat de boete was opgelegd omdat de aangifte over 2009 niet tijdig was ingediend. De uiterste datum voor indiening was verlengd tot 31 juli 2010. De belanghebbende heeft echter gesteld dat de aangifte tijdig was gedaan en heeft bewijsstukken overgelegd. De Inspecteur heeft echter aangetoond dat de aangifte zonder de verplichte jaarstukken was ingediend, waardoor deze niet als geldig kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de boete van NAf 1.500, die ambtshalve was verminderd door de Inspecteur, passend was, gezien het feit dat er ook eerdere verzuimen waren.

De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en de boete vastgesteld op NAf 1.500, zoals deze door de Inspecteur was verminderd. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van belastingaangiften en de gevolgen van het niet voldoen aan de wettelijke vereisten.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nr. 2012/56389.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is een boete opgelegd van NAf 2.500 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting 2009.
1.2
Belanghebbende heeft bij brief van 25 januari 2012 bezwaar aangetekend tegen de boete.
1.3
Op 12 juni 2012 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Raad.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 14 november 2014 te Willemstad is verschenen namens de Inspecteur [B]. Namens belanghebbende is niemand verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De boete is aan belanghebbende opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de definitieve aangifte winstbelasting over 2009.
2.3
De termijn waarbinnen de aangifte winstbelasting over 2009 ingediend had moeten zijn, is voor de aangifte winstbelasting 2009 verlengd tot 31 juli 2010.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of terecht een boete is opgelegd.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht
4.2
Belanghebbende heeft gesteld dat op 11 juni 2010 uitstel is gevraagd voor indiening van de aangifte.
4.3
De Inspecteur heeft gesteld dat de boete alsnog ambtshalve is verminderd tot NAf 1500.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
De Raad zal er vanuit gaan dat het bezwaar en het beroep tijdig zijn ingediend, nu de Inspecteur daar niets over heeft gesteld.
5.2
Artikel 15, vierde lid, Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) bepaalt dat de belastingplichtige gehouden is uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitief aangifte te doen en de belasting overeenkomstig de aangifte te betalen bij de Ontvanger. De uiterste datum voor indiening van de aangifte over 2009 was dus 30 juni 2010. Vaststaat dat die termijn voor de aangiften 2009 is verlengd tot 31 juli 2010. Belanghebbende is belastingplichtig voor de winstbelasting en dus gehouden aangifte te doen conform voormelde bepaling.
5.3
Belanghebbende heeft gesteld dat de aangifte tijdig is gedaan en kopieën overgelegd van twee aangiftebiljetten, een afgestempeld door de Inspectie op 4 oktober 2010 en een afgestempeld op 30 juli 2010.
5.4
De Inspecteur heeft een stuk overgelegd waaruit blijkt dat de aangifte 2009 zonder jaarstukken was ingediend. De Raad acht aannemelijk dat die jaarstukken ontbraken bij de eerste aangifte van juli 2010, omdat op dat biljet het resultaat van 2009 van NAf 70.032 negatief niet was vermeld. Deze aangifte kan dan niet als de vereiste aangifte worden aangemerkt omdat het verplicht is de jaarstukken bij de aangifte te voegen (artikel 19 Landsverordening op de winstbelasting 1940). De vereiste aangifte is dan die van 4 oktober 2010 en dus te laat ingediend.
5.5
De Inspecteur heeft gesteld dat uitstel voor indiening van de aangifte op 31 mei 2012 is geweigerd en heeft een uitdraai van het systeem van de belastingdienst overgelegd die dat ondersteunt. De Raad is van oordeel dat belanghebbende aan het door hair ingediende uitstelverzoek niet het vertrouwen kon ontlenen dat uitstel was gegeven voor het indienen van de aangifte, nu de Inspecteur op de datum waarop de aangifte had moeten worden ingediend nog niet op het verzoek had gereageerd.
5.6
De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat sprake was van een vierde verzuim omdat ook de aangiften over 2008, 2006 en 2005 te laat waren ingediend. Belanghebbende heeft dat ook niet bestreden. Een boete van NAf 1.500 is dan in overeenstemming met het ter zake geldende beleid. De Raad acht de boete passend en geboden.
5.7
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is omdat de boete moet worden vastgesteld op NAf 1.500 conform de ambtshalve vermindering door de Inspecteur.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak en stelt de boete op NAf 1.500 zoals deze ambtshalve is verminderd.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. B. Jussen en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.