Uitspraak
zitting houdende in Sint Maarten,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak is in geschil of de belanghebbende in de jaren 2007 en 2008 enige inkomsten heeft genoten, terwijl de Inspecteur dit bevestigend en de belanghebbende ontkennend heeft beantwoord. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 6 juli 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de belanghebbende eerder aanslagen inkomstenbelasting had ontvangen voor de jaren 2007 en 2008. De aanslagen waren gedateerd op respectievelijk 4 juni 2010 en 17 mei 2011, en de belanghebbende had tijdig bezwaar aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslagen, waarna de belanghebbende in beroep ging.
Tijdens de zitting op 27 november 2014 in Philipsburg, waar de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren, werd het standpunt van de belanghebbende toegelicht. De Raad oordeelde dat de belanghebbende geen aangifte inkomstenbelasting had gedaan voor 2007 en dat de Inspecteur een ambtshalve aanslag had opgelegd op basis van een geschat inkomen. Voor 2008 had de belanghebbende wel aangifte gedaan, maar zonder inkomsten op te geven.
De belanghebbende stelde dat hij in juni 2003 een bedrag van NAf 640.800 ter beschikking had gekregen door de verkoop van een huis en in mei 2005 nog eens NAf 267.000 door de verkoop van een stuk land. De Raad oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij in de onderhavige jaren leefde van deze liquide middelen en geen inkomsten genoot. De Raad verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen en stelde de belastbare inkomens voor de jaren 2007 en 2008 vast op nihil.