ECLI:NL:ORBBACM:2015:62

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
55484 en 56436
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en bewijs van inkomen

In deze zaak is in geschil of de belanghebbende in de jaren 2007 en 2008 enige inkomsten heeft genoten, terwijl de Inspecteur dit bevestigend en de belanghebbende ontkennend heeft beantwoord. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 6 juli 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de belanghebbende eerder aanslagen inkomstenbelasting had ontvangen voor de jaren 2007 en 2008. De aanslagen waren gedateerd op respectievelijk 4 juni 2010 en 17 mei 2011, en de belanghebbende had tijdig bezwaar aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslagen, waarna de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de zitting op 27 november 2014 in Philipsburg, waar de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren, werd het standpunt van de belanghebbende toegelicht. De Raad oordeelde dat de belanghebbende geen aangifte inkomstenbelasting had gedaan voor 2007 en dat de Inspecteur een ambtshalve aanslag had opgelegd op basis van een geschat inkomen. Voor 2008 had de belanghebbende wel aangifte gedaan, maar zonder inkomsten op te geven.

De belanghebbende stelde dat hij in juni 2003 een bedrag van NAf 640.800 ter beschikking had gekregen door de verkoop van een huis en in mei 2005 nog eens NAf 267.000 door de verkoop van een stuk land. De Raad oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij in de onderhavige jaren leefde van deze liquide middelen en geen inkomsten genoot. De Raad verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen en stelde de belastbare inkomens voor de jaren 2007 en 2008 vast op nihil.

Uitspraak

Beschikking d.d. 6 juli 2015, nrs. 55484 en 56436.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn aanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting voor de jaren 2007 en 2008, gedagtekend respectievelijk 4 juni 2010 en 17 mei 2011.
1.2
Belanghebbende is tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. De Inspecteur heeft bij uitspraken van respectievelijk 17 maart 2011 en 29 maart 2012 de aanslagen gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op respectievelijk 4 april 2011 en 21 mei 2012 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraken op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 27 november 2014 te Philipsburg zijn verschenen [B] namens belanghebbende, vergezeld van [C], en namens de Inspecteur, [D].
1.6
Gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, welke tot de gedingstukken behoort.

2.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in de onderhavige jaren enig inkomen heeft genoten, welke vraag de Inspecteur bevestigend beantwoordt en belanghebbende ontkennend.

3.De standpunten van partijen

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Belanghebbende heeft geen aangifte inkomstenbelasting gedaan voor het jaar 2007. De Inspecteur heeft hem ambtshalve een aanslag opgelegd naar een geschat belastbaar inkomen van NAf 131.575. Over 2008 heeft belanghebbende een aangifte inkomstenbelasting ingediend waarin hij geen inkomsten verantwoordt maar wel een aftrekpost opvoert wegens op een hypothecaire lening betaalde rente en kosten. De Inspecteur heeft de aangifte niet gevolgd en een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 100.000.
4.2
Belanghebbende heeft in een brief van 22 mei 2010, met bijlagen, de Inspecteur gemeld dat hij door verkoop van een huis, na aflossing van de daarop rustende hypothecaire lening, in juni 2003 een bedrag van $ 225.000 (NAf 640.800) beschikbaar heeft gekregen dat hij vrij kon besteden. Voorts meldde belanghebbende in die brief dat hij in mei 2005 door verkoop van een stuk land een opbrengst van $ 150.000 (NAf 267.000) verkreeg. Bij brief van 3 december 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende verzocht om bankafschriften te overleggen vanaf 2003 tot en met 2009. Tevens verzocht de Inspecteur belanghebbende om overlegging van de stukken die hij in 2004 bij de Rabobank zou hebben ingediend teneinde een hypothecaire lening van die bank te krijgen. Belanghebbende heeft de door de Inspecteur gevraagde stukken niet overgelegd.
4.3.
Naar het oordeel van de Raad hebben de vragen van de Inspecteur aan belanghebbende als bedoeld onder 5.2, (mede) betrekking op de onderhavige belastingjaren. Belanghebbende heeft deze vragen niet beantwoord en de Raad verbindt daaraan de consequentie dat op belanghebbende de last komt te rusten om aannemelijk te maken dat en in hoeverre de door de Inspecteur aangebrachte correcties onjuist zijn. Belanghebbende heeft in dat verband gesteld en aannemelijk gemaakt dat hij in juni 2003 NAf 640.800 aan liquide middelen ter beschikking kreeg en in mei 2005 additioneel NAf 267.000. Belanghebbende stelt voorts van voormelde liquide middelen te hebben geleefd in de onderhavige jaren.
Nu de Inspecteur ter onderbouwing van de aangebrachte correcties niets anders heeft gesteld dan dat het onaannemelijk is dat belanghebbende geen inkomsten genoot en dat het verkochte huis, maar dan voor de verkoop in 2003, huurinkomsten moet hebben opgeleverd, acht de Raad belanghebbende met het vorenstaande geslaagd in het op hem rustende bewijs aannemelijk te maken dat hij in de onderhavige jaren leefde van de hem ter beschikking staande liquide middelen en geen inkomsten genoot.
4.4
Uit het vorenoverwogene volgt dat de beroepen gegrond zijn. De uitspraken op bezwaar dienen te worden vernietigd en de belastbare inkomens over de jaren 2007 en 2008 dienen te worden vastgesteld op nihil.

5.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vermindert de aanslagen inkomstenbelasting 2007 en 2008 naar belastbare inkomens van telkens nihil.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2015.