In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is het geschil ontstaan over naheffingsaanslagen in de winstbelasting die zijn opgelegd aan X N.V. te Curaçao. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en de daarbij opgelegde boeten. De Inspecteur der Belastingen heeft de aanslagen gehandhaafd, wat heeft geleid tot een hoger beroep door de belanghebbende. De Raad heeft op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de bewijslast op de NV rustte om aan te tonen dat de kosten voor reizen, etentjes en representatie van haar directeur en groot-aandeelhouder zakelijke kosten waren. De Raad oordeelde dat het bewijs hiervoor niet was geleverd. Het beroep op de daggeldvergoeding voor ambtenaren werd afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De Raad achtte een rente van 6% op een rekening-courantkrediet zakelijk, en de correcties op de winst voor de winstbelasting werden als terecht beschouwd. De Raad concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten werkelijk waren gemaakt en dat de correcties op de winstbelasting terecht waren toegepast. De boeten werden ook als passend en geboden beschouwd, en het beroep werd ongegrond verklaard.