ECLI:NL:ORBBACM:2015:6

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
2011/52392 en 62252
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslast en zakelijke kosten in belastingzaken

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is het geschil ontstaan over naheffingsaanslagen in de winstbelasting die zijn opgelegd aan X N.V. te Curaçao. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en de daarbij opgelegde boeten. De Inspecteur der Belastingen heeft de aanslagen gehandhaafd, wat heeft geleid tot een hoger beroep door de belanghebbende. De Raad heeft op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de bewijslast op de NV rustte om aan te tonen dat de kosten voor reizen, etentjes en representatie van haar directeur en groot-aandeelhouder zakelijke kosten waren. De Raad oordeelde dat het bewijs hiervoor niet was geleverd. Het beroep op de daggeldvergoeding voor ambtenaren werd afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De Raad achtte een rente van 6% op een rekening-courantkrediet zakelijk, en de correcties op de winst voor de winstbelasting werden als terecht beschouwd. De Raad concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten werkelijk waren gemaakt en dat de correcties op de winstbelasting terecht waren toegepast. De boeten werden ook als passend en geboden beschouwd, en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nrs. 2011/52392 en 62252.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
X N.V. te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde A,
tegen
de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen in de winstbelasting opgelegd met boeten:
Jaar
Datum
Bezwaar
Uitspraak
Beroep
1998
29-12-2003
10-2-2004
12-9-2012
8-11-2011
1999
30-12-2004
31-1-2005
12-9-2011
8-11-2011
1.2
Belanghebbende is op bovengenoemde data in bezwaar gekomen tegen de aanslagen en de boeten. De Inspecteur heeft uitspraken gedaan en de aanslagen en boeten gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op bovengenoemde data tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraken op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5
Ter zitting van 10 november 2014 te Willemstad zijn verschenen de gemachtigde vergezeld van E. X en zijn echtgenote, en namens de Inspecteur mr. B en mr. C.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door Y N.V. De directie over belanghebbende wordt thans gevoerd door E. X, die ter zitting is verschenen. In de onderhavige jaren waren diens ouders, A. X en mevrouw M. X-Z (hierna: de heer en mevrouw X of het echtpaar X) de aandeelhouders van Y. Mevrouw X was directeur van Y en van belanghebbende. Belanghebbende exploiteert een detailhandel in huishoudelijke producten. Zij heeft onder meer een samenwerkingsverband met de onderneming D in Nederland.
2.3
In 2003 heeft het Belastingaccountantskantoor een onderzoek ingesteld naar de aangiften winstbelasting van belanghebbende over de jaren 1997 tot en met 2000. Het rapport daarvan is uitgebracht op 11 december 2003 en behoort tot de stukken. Naar aanleiding van het onderzoek zijn de naheffingsaanslagen opgelegd met de volgende correcties:
A. Correctie bedrijfskosten Daarvan is 50% aangemerkt als loon van mevrouw X en 50% als uitdeling aan de heer X. Het betreft de volgende kostenposten:
  • de kosten van reizen naar en verblijf in Nederland door het echtpaar X voor zover niet door facturen zijn gedekt;
  • De representatiekosten voor zover zij bestonden uit diners van het echtpaar X bij een restaurant dat tevens klant was van belanghebbende;
  • De post “kantinekosten” voor zover daarin kosten waren opgenomen van diners van het echtpaar X voorafgaand aan het bridgen. De correctie is 65% van de totale kantinekosten.
B. Over de schuld die het echtpaar X had aan belanghebbende is een rente berekend van 6% op jaarbasis.
2.4.
Getalsmatig zijn de correcties op de winst voor de winstbelasting als volgt:
1998
1999
reis- en verblijfkosten Nederland
17.099
16.923
representatie
2.218
1.649
kantinekosten
1.935
2.2
rente
12.157
7.86
33.409
28.632
2.5.
Bij de naheffingsaanslagen zijn boeten opgelegd van 25% van de nageheven belasting.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de correcties terecht zijn aangebracht.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende heeft – kort weergegeven - aangevoerd
  • dat de kosten voor reizen naar en verblijf in Nederland steeds zakelijk waren en verband hielden met inkopen bij D in Nederland en andere Europese leveranciers, onder meer in Duitsland, dat zij bij het onderzoek een verklaring heeft overgelegd van een Duitse autoverhuurder over de kosten die het echtpaar X pleegde te maken en dat de kosten tot tenminste het bedrag van daggeldvergoedingen voor ambtenaren geaccepteerd zouden moeten worden.
  • dat het echtpaar weliswaar vaak uit eten ging in hetzelfde restaurant maar dat dat zakelijke etentjes waren, net zoals dat gebruikelijk is tussen niet gehuwde zakenpartners;
  • dat het wekelijks eten voor de bridge noodzakelijk was omdat men anders niet tijdig op de bridgebijeenkomst kon zijn en niet als ondernemer kon functioneren;
  • dat het rentepercentage van 6% veel te hoog is en uitgegaan moet worden van de rente die vergoed zou worden op een spaarrekening van 2%, eventueel met een opslag van 1%.
4.3
De Inspecteur heeft verwezen naar het rapport en gesteld dat belanghebbende de zakelijkheid van de gecorrigeerde uitgaven niet heeft bewezen. Voor wat betreft de rente op de lening houdt de Inspecteur vast aan een zakelijke rente van 6%.

5.Beoordeling van het geschil

Kosten
5.1
De ondernemer die kosten ten laste van de winst brengt, dient bij betwisting door de Inspecteur aannemelijk te maken dat de kosten ook werkelijk zijn gemaakt en dat sprake is van zakelijke kosten.
5.2
Vaststaat dat belanghebbende aftrek heeft geclaimd van kosten van reizen naar en verblijf in Nederland door het echtpaar X waarvan zij geen facturen heeft. Belanghebbende heeft ook niet op enig andere wijze aannemelijk gemaakt dat de kosten werkelijk zijn gemaakt. Daar komt nog bij dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor alle reizen die naar Nederland zijn gemaakt en alle kosten die daar zijn gemaakt zakelijke motieven golden, wat de Raad van belang acht omdat bij een uit Nederland afkomstig echtpaar dat met enige regelmaat naar Nederland reist, betwijfeld kan worden of alle reizen zakelijke motieven hebben. De aftrek is dan terecht geweigerd.
5.3
Voor zowel de representatiekosten, bestaande uit kosten van diners van het echtpaar X, als de gecorrigeerde kantinekosten voor eten voorafgaand aan de bridge, heeft te gelden dat belanghebbende de zakelijkheid van die kosten niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit de stukken blijkt slechts dat het echtpaar X regelmatig uit eten ging en dat is heel gebruikelijk voor een echtpaar. In het algemeen liggen de kosten daarvan in de privésfeer. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat in dit geval anders was. Daarvoor is niet voldoende dat er mogelijk tijdens het eten ook over de onderneming van belanghebbende werd gesproken en evenmin dat de tijd tussen het werk en de bridge krap was. Belanghebbende heeft tijdens de controle gesteld dat het restaurant waarin men at de grootste klant was van belanghebbende maar de Inspecteur heeft daar tegenover aangevoerd dat de onderneming van belanghebbende zich niet richtte op de horeca maar dat sprake is van detailhandel. Dat sprake is van detailhandel is niet bestreden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het restaurant inderdaad een grote klant was.
5.4
Voor zover belanghebbende met de verwijzing naar de daggeldvergoedingen voor ambtenaren (het Reiskostenbesluit) een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, stuit dat beroep reeds af op het gegeven dat een deel van de door belanghebbende betaalde kosten voor de reizen en verblijven wel ten laste van de winst is gebracht en is geaccepteerd. Indien een systeem van daggeldvergoedingen wordt gehanteerd, is er geen ruimte voor vergoeding daarnaast van extra (werkelijk gemaakte) kosten. De situatie van belanghebbende c.q. het echtpaar X en de situatie waarvan het Reisbesluit uitgaat zijn niet hetzelfde.
5.5
De Raad acht de correcties terecht aangebracht.
Rente
5.6
De Inspecteur heeft bij correctie de rente op de lening aan de heer en mevrouw X gesteld op 6%. Uit het rapport blijkt dat sprake was van een rekening-courantvordering van belanghebbende op de heer en mevrouw X en daarnaast van een geldlening van ongeveer NAf 49.000. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat tegenover die lening van NAf 49.000 een vordering stond op de belastingdienst. Naar het oordeel van de Raad kan een lening in rekening-courant voor de bepaling van een zakelijke rente niet gelijk worden gesteld met een belegging van belanghebbende; belanghebbende heeft een geldvordering op haar directeur en aandeelhouders en van een belegging is geen sprake. Nu bovendien geen zekerheden zijn verstrekt dient voor de bepaling van een zakelijke rente aangesloten te worden bij de rente die een willekeurige derde, zoals een bank, over een dergelijke lening in rekening zou brengen. De Raad acht aannemelijk dat die tenminste 6% zou zijn zoals de Inspecteur heeft toegepast. Het voorgaande geldt ook voor de lening van NAf 49.000 nu die blijkbaar een kortlopend krediet was in afwachting van een belastingteruggaaf terwijl niet is gesteld of gebleken dat die teruggaaf al vaststond, zodat ook voor de aflossing van die lening geen zekerheid bestond.
Boeten
5.7
Belanghebbende heeft geen bezwaren geuit tegen de boeten. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, acht de Raad de correcties terecht toegepast. De Raad is van oordeel dat belanghebbende bewust kosten voor het echtpaar X heeft vergoed terwijl zij wist (voor de reis- en verblijfkosten) dat er geen bewijs was dat de kosten werkelijk waren gemaakt en (voor de representatiekosten) dat sprake was van privé-uitgaven. De Raad acht tevens aannemelijk dat belanghebbende besefte dat in zakelijke verhoudingen rente in rekening gebracht moet worden op geldleningen aan een aandeelhouder. De Raad acht tevens aannemelijk dat belanghebbende genoemde kosten – tenminste voor de helft - voor haar rekening heeft genomen en de renteberekening achterwege heeft gelaten om haar aandeelhouders als zodanig te bevoordelen. Daaruit volgt dat het aan grove schuld van belanghebbende te wijten is dat de winst voor de winstbelasting tot aanzienlijke bedragen te laag is aangegeven. De Raad acht de vastgestelde boeten passend en geboden.
5.8
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.