ECLI:NL:ORBBACM:2015:59

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2010/60098
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en vaststelling belastbaar inkomen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2010. De inspecteur heeft de aanslag gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 30.456, waarbij hij zowel het ouderdomspensioen van de belanghebbende als het brutoloon van haar werkgever heeft meegerekend. De belanghebbende, die 63 jaar oud was en een ouderdomspensioen van NAf 10.992 ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, omdat zij stelde dat zij niet in vaste dienst was bij haar werkgever, St. Maarten Port Services N.V., maar op oproepbasis werkte.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de belanghebbende in 2010 slechts een brutoloon van NAf 5.970,24 heeft verdiend, in tegenstelling tot de door de inspecteur aangenomen NAf 19.464. De Raad oordeelde dat de loonbelastingkaart van de werkgever de juiste gegevens bevatte en dat de inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de belanghebbende twee dienstbetrekkingen had. De Raad concludeerde dat het belastbaar inkomen van de belanghebbende moest worden verminderd tot NAf 16.962.

De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikking en stelde de aanslag inkomstenbelasting vast op het nieuwe belastbare inkomen. De uitspraak werd gedaan in raadkamer door de rechters S. Verheijen, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, en werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2015.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 februari 2015 nr. 2010/60098.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 met dagtekening 31 augustus 2012 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 30.456.
1.2
Belanghebbende is op 24 april 2012 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 17 november 2014 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 25 november 2014 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van november 2014 te Philipsburg zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur [A].

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij met of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende was in 2010 63 jaar. Zij genoot een ouderdomspensioen van NAf 10.992. Belanghebbende heeft in 2010 gewerkt als schoonmaakster bij St. Maarten Port Services N.V. (de werkgever).
2.3
De Loonbelastingkaart van de werkgever over 2010 ten name van belanghebbende vermeldt een brutoloon van NAf 5.970,24, zes achtereenvolgende perioden in 2010 waarin belanghebbende in dienst was en bij de inhoudingen onder meer toepassing van de ouderentoeslag van NAf 654,75. De verzamelloonstaat van de werkgever vermeldt ten name van belanghebbende een brutoloon van NAf 19.464, een dienstbetrekking gedurende het hele jaar 2010 en geen ouderentoeslag.
2.4
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het ouderdomspensioen van NAf 10.992 en het brutoloon volgens de verzamelloonstaat van NAf 19.464 tot het belastbare inkomen van belanghebbende gerekend.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de aanslag juist is vastgesteld.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende heeft gesteld dat zij in 2010 niet in vaste dienstbetrekking bij de werkgever werkte maar zo nu en dan werd opgebeld om schoonmaakwerkzaamheden te komen doen.
4.3
De Inspecteur heeft gesteld dat het bezwaar en beroep niet-ontvankelijk zijn en dat aannemelijk is dat belanghebbende twee dienstbetrekkingen had bij de werkgever waarmee zij blijkbaar NAf 19.464 plus NAf 5.970,24 verdiend heeft, zodat het belastbare inkomen te laag is vastgesteld.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt voor de dagtekening van de aanslag. De Raad begrijpt uit de tekst van het bezwaarschrift dat het is ingediend nadat belanghebbende een brief had ontvangen met de correcties waarop de aanslag zou worden gebaseerd. Belanghebbende heeft uit die brief blijkbaar begrepen dat de aanslag reeds was vastgesteld. De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat belanghebbende die brief niet zo uit kon leggen. Daarvan uitgaande acht de Raad het bezwaar ontvankelijk.
5.2
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 17 november 2014. Belanghebbende heeft beroep ingediend bij brief van 5 september 2012. Dat is voor de datum van de uitspraak en dus prematuur. Belanghebbende heeft echter ter zitting haar bezwaren tegen de uitspraak herhaald. De Raad beschouwt die uitlatingen als een (nieuw) beroep, dat is ingekomen binnen de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de uitspraak. Het beroep is ontvankelijk.
5.3
Belanghebbende heeft bestreden dat zij in 2010 met haar werkzaamheden NAf 19.464 heeft verdiend. De Inspecteur beroept zich op de stukken van de werkgever, maar heeft geen verklaring voor de discrepantie tussen de loonbelastingkaart en de verzamelloonstaat. De Inspecteur heeft daarover ook geen nadere informatie ingewonnen bij de werkgever. De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat belanghebbende, zoals de Inspecteur uit de stukken afleidt maar belanghebbende bestrijdt, in 2010 naast haar ouderdomspensioen twee banen heeft gehad bij dezelfde werkgever. Gezien het ouderdomspensioen ontbrak de noodzaak voor belanghebbende om zoveel te werken. De Raad hecht geloof aan de verklaring van belanghebbende ter zitting dat zij in 2010 niet structureel maar op oproepbasis te werk werd gesteld bij de werkgever. Die verklaring komt overeen met hetgeen is vermeld op de loonbelastingkaart, die 6 verschillende werkperiodes vermeldt. De loonbelastingkaart vermeldt ook dat rekening is gehouden met de ouderdomstoeslag, wat gezien de leeftijd van belanghebbende juist is, terwijl de verzamelloonstaat geen ouderdomstoeslag vermeldt. Dit een en ander afwegende, acht de Raad aannemelijk dat de loonbelastingkaart de juiste gegevens vermeldt omtrent de arbeidsbeloning van belanghebbende, wat leidt tot de conclusie dat de arbeidsbeloning van belanghebbende in 2010 NAf 5.970,24 is geweest en niet NAf 19.464 zoals de Inspecteur heeft aangenomen.
5.4
Hetgeen in 5.3. is overwogen, leidt tot het oordeel dat het belastbaar inkomen van belanghebbende moet worden verminderd tot NAf 30.456 min NAf 19.464 plus NAf 5.970 is NAf 16.962.
5.5
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een naar een belastbaar inkomen van NAf 16.962.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2015.