In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen loonbelasting, premie AVBZ en premie AOV/AWW die aan de belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A, had bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen die op 25 juni 2010 waren opgelegd, maar de Inspecteur handhaafde deze aanslagen bij uitspraken van 19 december 2011. De belanghebbende ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 10 november 2014 was de belanghebbende niet aanwezig, maar er was wel een pleitnota ingediend.
De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2006 een boekenonderzoek heeft ondergaan, waaruit bleek dat de loonbelasting en premies over een rekening-courantschuld niet waren verhaald op de directeur/aandeelhouder. De Raad oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de belanghebbende op de hoogte was van haar verplichtingen en bewust had nagelaten de belasting te verhalen. De Raad concludeerde dat er sprake was van grove schuld en dat de opgelegde boeten passend waren. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd.