ECLI:NL:ORBBACM:2015:56

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2012/54314, 54315 en 54313
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grove schuld en kwade trouw bij naheffingsaanslagen loonbelasting en premies

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen loonbelasting, premie AVBZ en premie AOV/AWW die aan de belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A, had bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen die op 25 juni 2010 waren opgelegd, maar de Inspecteur handhaafde deze aanslagen bij uitspraken van 19 december 2011. De belanghebbende ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 10 november 2014 was de belanghebbende niet aanwezig, maar er was wel een pleitnota ingediend.

De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2006 een boekenonderzoek heeft ondergaan, waaruit bleek dat de loonbelasting en premies over een rekening-courantschuld niet waren verhaald op de directeur/aandeelhouder. De Raad oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de belanghebbende op de hoogte was van haar verplichtingen en bewust had nagelaten de belasting te verhalen. De Raad concludeerde dat er sprake was van grove schuld en dat de opgelegde boeten passend waren. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nrs.2012/54314, 54315 en 54313.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN zitting houdende in Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 25 juni 2010 naheffingsaanslagen loonbelasting, premie AVBZ en premie AOV/AWW opgelegd met boeten.
1.2
Belanghebbende is op 24 augustus 2010 in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraken van 19 december 2011 heeft de Inspecteur de aanslagen en boeten gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 17 februari 2012 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraken op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 10 november 2014 te Willemstad is verschenen namens de Inspecteur [B]. Belanghebbende is niet verschenen.
1.6
Van belanghebbende is op de dag van de zitting een pleitnota ontvangen, met bijlagen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Directeur/aandeelhouder in belanghebbende is [aandeelhouder belanghebbende].
2.3
In het jaar 2006 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld waarvan een rapport is opgesteld dat is gedateerd 30 november 2006. Het onderzoek heeft geleid tot het opleggen van naheffingsaanslagen loonbelasting, premie AVBZ en premie AOV/AWW aan belanghebbende. De naheffingsaanslagen hebben order meer betrekking op
I. een betaling van een bedrag van NM 24.250 in 2005 aan [aandeelhouder belanghebbende].
In het rapport heeft de controleur daarover vermeld:
Belastingplichtige heeft verklaard dat de beer [aandeelhouder belanghebbende] het genoten salaris in zijn aangifte inkomstenbelasting 2005 heeft aangegeven (..). Indien de desbetreffende werknemers de genoten inkomsten in hun aangifte inkomstenbelasting 2005 hebben aangegeven verzoek ik de inspecteur hiermee rekening te houden ter voorkoming van dubbele belasting."
II de rekening-courantschuld van NAf 131.297 die [aandeelhouder belanghebbende] had aan belanghebbende. Het bedrag van de schuld is als loon aangemerkt van de jaren 2001 tot en met 2005 — in elk jaar voor 1/6de deel. In het rapport heeft de controleur over de berekening van de onder meer daarvoor op te leggen naheffingsaanslagen het volgende vermeld:
“Ik ben bij de berekening ervan uitgegaan dat de correcties loonbelasting, premie AOV / AWIV en premie AVBZ op de werknemers verhaald zullen worden.
Inhoudingsplichtige is er nadrukkelijk op geweten, dat indien — op enig moment na ontvangst van de naheffingsaanslagen — besluit om (gedeeltelijk) niet te gaan verhalen op haar werknemers, dit tot gevolg heeft dat de op dat moment niet verhaalde bedragen tot het loon van de werknemers moeten worden gerekend (...)
Inhoudingsplichtige is duidelijk gewezen op haar verplichtingen met betrekking tot het al dan niet verhalen op haar werknemers en op het feit dat - indien bij latere controle een onjuiste verwerking hiervan in de loonadministratie wordt, geconstateerd -, de boete over deze correctie minimaal 50% zal bedragen.(...)"
2.4
Bij een controle in 2010 is geconstateerd dat belanghebbende de loonbelasting, premie AVBZ en premie AOV/AWW (verder: premies) over de als loon aangemerkte rekening-courantschuld niet op [aandeelhouder belanghebbende] heeft verhaald. Naar aanleiding daarvan zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd met boeten van 25% van de verschuldigde belasting/premies.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen en boeten terecht zijn opgelegd.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht
4.2
Belanghebbende stelt dat was afgesproken dat de in 2006 geconstateerde beloningen bij [aandeelhouder belanghebbende] zouden worden belast in de inkomstenbelasting, dat voor [aandeelhouder belanghebbende] steeds sprake was van netto beloningen en dat bekend was dat [aandeelhouder belanghebbende] geen verhaal bood voor nageheven loonbelasting en premies zodat direct gebruteerd had moeten worden. Tevens stelt belanghebbende dat alsnog rekening gehouden moet worden met over 2005 terug te geven bedragen aan teveel nageheven loonbelasting en premies. Volgens belanghebbende zijn ten onrechte boeten opgelegd omdat de gronden daarvoor onvoldoende zijn meegedeeld en met gezegd kan worden dat belanghebbende te kwader trouw heeft gehandeld omdat sprake is van een pleitbaar standpunt.
4.3
De Inspecteur heeft gesteld dat terecht is nageheven nu in 2006 is geconstateerd dat de eerder nageheven loonbelasting en premies niet waren verhaald. Ter zitting heeft zij daaraan toegevoegd dat zij zal nagaan of de naheffingsaanslagen over 2005 inderdaad niet zijn verminderd en dat zij daarvoor zal zorgen indien het nog met is gebeurd.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Heffing van loonbelasting en premies geschiedt door inhouding op het loon. Deze posten komen dus in beginsel voor rekening van de werknemer. Indien wordt geconstateerd dat de werkgever loon heeft uitbetaald waarop geen loonbelasting en/of premies zijn ingehouden, kan de Inspecteur daarvoor naheffen. Of daarbij de loonbelasting en premies moeten worden gebruteerd, hangt of van de omstandigheden van het geval. Indien bij voorbaat vaststaat dat de werkgever de loonbelasting en premies niet op de werknemer gaat verhalen, zal daarmee direct rekening gehouden moeten worden door ook de niet verhaalde bedragen aan loonbelasting en premies als loon aan te merken. In dat geval moet het loon dus voor de berekening van de verschuldigde loonbelasting en premies worden gebruteerd. Indien niet bij voorbaat vaststaat dat de werkgever de loonbelasting en premies met op de werknemer gaat verhalen, is er geen reden voor brutering in de jaren dat de betreffende lonen zijn uitbetaald.
5.2
De Raad leidt uit het controlerapport uit 2006 af, dat die laatste situatie zich volgens de controleur voordeed ten aanzien van het aanmerken als loon van de rekening-courantschuld van [aandeelhouder belanghebbende] aan belanghebbende. Uit het rapport (pagina 20) blijkt dat [aandeelhouder belanghebbende] de contactpersoon was voor de controleur, dat de gevolgen van het onderzoek in november 2006 met belanghebbende zijn besproken en dat belanghebbende slechts met enkele onderdelen van het rapport niet akkoord ging. Belanghebbende heeft blijkens het rapport ingestemd met naheffing voor de rekening-courantschuld zonder brutering
5.3
De Raad leidt uit een en ander af dat belanghebbende en [aandeelhouder belanghebbende] in 2006 nog de intentie hadden dat belanghebbende de nageheven loonbelasting en premies die verband hielden met de rekening-courantschuld van [aandeelhouder belanghebbende] aan belanghebbende, op [aandeelhouder belanghebbende] zou verboden Brutering van die loonbedragen in 2006 of voorgaande jaren is dan terecht achterwege gebleven.
5.4
Het voordeel dat voor [aandeelhouder belanghebbende] is ontstaan doordat belanghebbende blijkbaar later heeft besloten de nageheven loonbelasting en premies niet op hem te verhalen, behoort in beginsel tot het loon, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen. Naar de Raad begrijpt, stelt belanghebbende dat verhaal feitelijk niet mogelijk is omdat [aandeelhouder belanghebbende] geen verhaal biedt Belanghebbende heeft dat echter niet aannemelijk gemaakt.
5.5
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
5.6
Gezien de in 2.3., onder II, weergegeven tekst uit het controlerapport wist belanghebbende dat zij, bij niet verhalen, loonbelasting en premies verschuldigd was over het daardoor voor [aandeelhouder belanghebbende] ontstane voordeel. Van een pleitbaar standpunt zoals belanghebbende stelt, is naar het oordeel van de Raad geen sprake. De Raad acht bewezen dat belanghebbende bewust de loonbelasting en premies niet op aangifte heeft voldaan zodat ten minste sprake is van grove schuld. De Raad acht de vastgestelde boeten passend en geboden.
5.7
Al het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van
desecretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.