In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen winstbelasting en de daarbij opgelegde boeten aan belanghebbende, die een modewinkel exploiteert in Willemstad. De naheffingsaanslagen betroffen de jaren 2003, 2004 en 2005, waarbij de Inspecteur op basis van een onderzoek door het Team Inlichtingen en Opsporing van de Stichting Belasting Accountantsbureau (TIO) had vastgesteld dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de aangegeven omzetten en de werkelijke omzetten. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen en boeten, waarbij zij stelde dat de onjuiste aangiften het gevolg waren van een incompetente medewerkster en dat zij zelf altijd aan haar verplichtingen had voldaan. De Inspecteur had de aanslagen voor 2003 en 2004 verminderd, maar de aanslag voor 2005 gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 13 november 2014 is de Raad tot de conclusie gekomen dat het beroep voor het jaar 2005 niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Voor de jaren 2003 en 2004 heeft de Raad geoordeeld dat de boeten onterecht waren opgelegd in de hoogte van 50% van de nageheven belasting. De Raad heeft vastgesteld dat de onjuiste aangiften niet opzettelijk waren gedaan, maar dat er wel sprake was van grove schuld aan de zijde van belanghebbende. Daarom is de boete verminderd tot 25% van de nageheven belasting, met een verdere vermindering van 15% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het bezwaar en beroep. De Raad heeft de naheffingsaanslagen voor 2003 en 2004 verminderd tot respectievelijk NAf 93.666 en NAf 227.583.