ECLI:NL:ORBBACM:2015:53

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2011/55704
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigenwoningrente en honorering van vertrouwen door de inspecteur in belastingzaken

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over de aftrekbaarheid van rente in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende heeft een aanslag inkomstenbelasting ontvangen over het jaar 2009, waartegen zij bezwaar heeft aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 13 november 2014 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur was vertegenwoordigd.

De belanghebbende claimde een renteaftrek van NAf 3.308 voor een lening die zij had afgesloten voor de bouw van haar woning, en NAf 2.500 voor een persoonlijke lening. De Inspecteur heeft de aftrek van de eerste rente niet geaccepteerd. Het geschil draait om de vraag of de rente aftrekbaar is, met verwijzing naar artikel 16, lid 1h van de Landsverordening inkomstenbelasting, en of er sprake is van opgewekt vertrouwen door de inspecteur.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de belanghebbende de bewijslast heeft om aan te tonen dat de lening daadwerkelijk is aangegaan voor de bouw van de woning. De belanghebbende heeft echter geen bewijs geleverd dat de lening voor dit doel is gebruikt. Bovendien ontkent de Inspecteur dat er afspraken zijn gemaakt over de aftrek. Gezien het gebrek aan bewijs van de belanghebbende, concludeert de Raad dat de rente niet aftrekbaar is en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nr. 2011/55704.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 18 maart 2011 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd over het jaar 2009.
1.2
Belanghebbende is op 5 april 2011 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 12 oktober 2012 de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 13 november 2014 te Willemstad is verschenen namens de Inspecteur [A]. Belanghebbende is niet verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende woont in een woning gelegen te [adres]. Belanghebbende heeft de bouw gefinancierd met een persoonlijke lening omdat het niet mogelijk was een hypothecaire lening te krijgen voor een huis op gehuurde grond.
2.3
In haar aangifte over 2009 heeft belanghebbende aftrek geclaimd van NAf 3.308 rente in verband met de lening voor de bouw van de woning en NAf 2.500 aan rente op een persoonlijke lening. De Inspecteur heeft de aftrek van het bedrag van NAf 3308 niet geaccepteerd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de rente ad NAf 3.308 aftrekbaar is, hetzij omdat sprake is van eigenwoningrente als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, ten eerste, van de Landsverordening inkomstenbelasting, hetzij omdat sprake is van in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen.
4.
De standpunten van partijen
4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht
4.2
Belanghebbende stelt dat de rente betrekking heeft op de lening die is aangegaan voor de bouw van de woning waarop zij aan het aflossen is. Tevens stelt zij dat zij de aftrek ooit besproken heeft met inspecteur [B] van de belastingdienst die de aftrek heeft geaccepteerd waarna de aftrek jarenlang is gevolgd.
4.3
De Inspecteur stelt dat niet duidelijk is waar de rente betrekking op heeft aangezien de rentebedragen die belanghebbende aftrekt van jaar tot jaar variëren en niet duidelijk is waarvoor de lening is opgenomen.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Op belanghebbende, die aftrek claimt van rente betaald op een geldlening die is aangegaan voor de bouw van haar eigen woning, rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de lening inderdaad is aangegaan voor de bouw van de woning. Belanghebbende heeft daarvoor geen enkel bewijs bijgebracht.
5.2
De Inspecteur heeft ontkend dat er ooit, door inspecteur [B], afspraken zijn gemaakt met of toezeggingen zijn gedaan aan belanghebbende over die aftrek. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat van zodanige afspraken of toezeggingen sprake is geweest
5.3
Uit het hiervoor overwogene volgt dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van aftrekbare rente, zodat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raatik2mer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.