Uitspraak
zitting houdende in Curaçao,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over de aftrek van omzetbelasting. De belanghebbende had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen van NAf 47 over het tijdvak juni 2009, met een boete van NAf 50. Na bezwaar en beroep tegen de aanslag, werd de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2014. De belanghebbende, die goederen vanuit het buitenland invoert, had eerder een verzoek ingediend om de bij invoer betaalde omzetbelasting af te trekken, maar verzuimde een nieuw verzoek in te dienen na afloop van de termijn van drie jaar. De Inspecteur weigerde de aftrek omdat de belanghebbende niet beschikte over de vereiste vergunning.
De Raad oordeelde dat de belanghebbende niet gerechtigd was om de belasting af te trekken zonder een geldige beschikking, zoals vereist door artikel 2a van de Landsverordening omzetbelasting 1999 (LVOB). De Raad stelde vast dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de verzuimboete ook terecht was vastgesteld, aangezien de belanghebbende de verschuldigde belasting te laat had betaald. De Raad concludeerde dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was, en dat de Inspecteur de beschikking over de aftrek van de bij invoer betaalde omzetbelasting zonder terugwerkende kracht had afgegeven. De Raad heeft de beslissing van de Inspecteur bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.