Uitspraak
gemachtigde [A],
1.1. Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur met betrekking tot een opgelegde boete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2009. De belanghebbende had in juli 2011 een boete ontvangen en kwam op 25 januari 2012 in bezwaar tegen deze boete. De Inspecteur verklaarde het bezwaar op 13 april 2012 niet-ontvankelijk. De belanghebbende ging vervolgens in beroep, waarbij de Inspecteur geen vertoogschrift indiende. Tijdens de zitting in november 2014 werd de gemachtigde van de belanghebbende gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Inspecteur.
De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 2 maart 2010 een verzoek om vrijstelling van de aangifte had ingediend, maar hierop geen reactie had ontvangen. De termijn voor het indienen van de aangifte was verlengd tot 31 juli 2010, maar de belanghebbende had de aangifte niet tijdig ingediend. De Raad oordeelde dat de belanghebbende er niet op mocht vertrouwen dat haar verzoek was ingewilligd, omdat er geen bevestiging was ontvangen.
De Raad concludeerde dat de Inspecteur ten onrechte aannam dat er sprake was van een derde verzuim en dat de boete moest worden verminderd tot NAf 500. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en legde de verminderde boete op. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van belastingaangiften en de noodzaak voor de belastingplichtige om op de hoogte te zijn van de status van hun verzoeken.