In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over naheffingsaanslagen winstbelasting en de daarbij opgelegde boeten aan X N.V. te Curaçao. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen en boeten die waren opgelegd voor de jaren 2003, 2004 en 2005. De Inspecteur der Belastingen had de aanslagen voor 2003 en 2004 verminderd, maar de aanslag voor 2005 gehandhaafd. De Raad heeft vastgesteld dat de onjuiste aangiften waren veroorzaakt door een incompetente medewerkster, maar oordeelde dat dit niet leidde tot verval van de boete. De Raad concludeerde dat de verschillen tussen de feitelijk gerealiseerde omzetten en de aangegeven omzetten zo groot waren dat de belanghebbende had moeten weten dat de aangiften niet klopten, wat bijdroeg aan haar grove schuld. De boete werd uiteindelijk verminderd tot 21,25% van de nageheven belasting.
De Raad oordeelde dat het beroep voor het jaar 2005 niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Voor de jaren 2003 en 2004 werd het beroep gegrond verklaard, en de naheffingsaanslagen werden verminderd. De Raad heeft de boeten verminderd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep. De uiteindelijke beslissing was dat de naheffingsaanslagen voor 2003 en 2004 werden verminderd tot respectievelijk NAf 93.666 en NAf 227.583, en de boeten tot 21,25% van de nageheven belasting.