ECLI:NL:ORBBACM:2015:48

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 maart 2015
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
2012/56122
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake verzuimboete voor niet tijdig indienen aangifte winstbelasting

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur. De belanghebbende had een boete van NAf 1.000 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2009. De boete was opgelegd met dagtekening juli 2011, en de belanghebbende had op 1 februari 2012 bezwaar aangetekend. De Inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk bij uitspraak op bezwaar van 13 april 2012. Hierop heeft de belanghebbende op 21 juni 2012 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in november 2014 heeft de gemachtigde van de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [B]. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen en dat zij direct na ontvangst van een aanmaning bezwaar heeft gemaakt. De Raad oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de belanghebbende niet in gebreke was gebleven met het indienen van de aangifte, gezien het feit dat zij het aanslagbiljet niet had ontvangen.

De Raad heeft verder overwogen dat de belanghebbende niet tijdig om uitreiking van een aangiftebiljet heeft verzocht, wat een voorwaarde is voor het indienen van de aangifte. De Raad concludeerde dat de boete, hoewel de uitspraak op bezwaar onterecht was, gehandhaafd kon blijven. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de boete.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 maart 2015, nr. 2012/56122.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening juli 2011 een boete opgelegd van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting 2009.
1.2
Belanghebbende is op 1 februari 2012 in bezwaar gekomen tegen de boete. Bij uitspraak op bezwaar van 13 april 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Belanghebbende is op 21 juni 2012 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van november 2014 te Willemstad zijn verschenen de gemachtigde en namens de Inspecteur mr. [B].
1.6
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd die wordt geacht te zijn voorgedragen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De boete is aan belanghebbende opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de definitieve aangifte winstbelasting over 2009.
2.3
De termijn waarbinnen de aangiften winstbelasting over 2009 ingediend hadden moeten zijn, is verlengd tot 31 juli 2010.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of terecht een boete is opgelegd.
4. De standpunten van partijen
4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht
4.2
Belanghebbende stelt, kort weergegeven:
- dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat het aanslagbiljet nooit is ontvangen en bezwaar is gemaakt direct nadat belanghebbende door de aanmaning op de hoogte was geraakt van het bestaan van de boete;
- dat de verplichting om uitreiking van een aangiftebiljet te verzoeken van artikel 8 Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) tekst 2009, alleen geldt indien belasting verschuldigd is zodat die verplichting niet bestond voor belanghebbende nu zij geen activiteiten meer ontplooide en dus geen belasting verschuldigd was;
- dat op grond van artikel 18, tweede lid, ALL alleen een boete kan worden opgelegd gelijktijdig met de aanslag en dus niet indien, zoals in haar geval, geen aanslag wordt opgelegd.
4.3.
De Inspecteur stelt dat het bezwaar terecht niet ontvankelijk is verklaard maar dat zij niet kan bewijzen dat het aanslagbiljet correct is verzonden. Volgens de Inspecteur kan op grond van de ALL wel een boete worden opgelegd als de aangifte te laat is gedaan, ook indien geen belasting verschuldigd is.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
De Raad heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van belanghebbende dat zij het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen. Nu belanghebbende direct na ontvangst van de aanmaning bezwaar heeft gemaakt, is er geen reden het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
5.2
Artikel 15, vierde lid, ALL bepaalt dat de belastingplichtige gehouden is uiterlijk op de laatste dag van zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitief aangifte te doen en de belasting overeenkomstig de aangifte te betalen bij de Ontvanger. De uiterste datum voor indiening van de aangifte over 2009 was dus 30 juni 2010. Vaststaat dat die termijn voor de aangiften 2009 is verlengd tot 31 juli 2010. Belanghebbende is belastingplichtig voor de winstbelasting en dus gehouden aangifte te doen conform voormelde bepaling.
5.3
Belanghebbende heeft in het beroepschrift gesteld dat de aangifte tijdig is ingediend maar in de pleitnota erkend dat de aangifte te laat is gedaan. Belanghebbende heeft geen aangiftebiljet over 2009 overgelegd waaruit de Raad kan opmaken dat de aangifte tijdig is gedaan. Bij het beroepschrift is alleen een aangiftebiljet gevoegd over 2008. De Raad zal er dan vanuit gaan dat de aangifte niet tijdig is gedaan nu belanghebbende dat in de pleitnota heeft erkend.
5.4
Artikel 8, derde lid, ALL verplicht de belastingplichtige aan wie niet reeds een aangiftebiljet is uitgereikt, voor het tijdstip waarop de belasting moet worden betaald de Inspecteur te verzoeken een aangiftebiljet uit te reiken. Anders dan belanghebbende meent, behelst de zinsnede "voor het tijdstip waarop de belasting moet worden betaald" niet een voorwaarde waaraan voldaan moet zijn, maar een tijdsbepaling. Uit het bepaalde in artikel 8, derde lid, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 15, vierde lid, ALL volgt dat om uitreiking van een aangiftebiljet verzocht moet worden voordat de uiterste termijn voor indiening van de aangifte is verstreken — voor 2009 dus uiterlijk op 31 juli 2010.
5.5
Belanghebbende heeft niet uiterlijk op 31 juli 2010 om uitreiking van een aangiftebiljet verzocht. Het gegeven dat het aangiftebiljet haar pas na die datum heeft bereikt, neemt dan niet weg dat zij de aangifte te laat heeft gedaan en dat dat een aan haar te wijten verzuim is.
5.6
Artikel 18, tweede lid, ALL (tekst 2009) bepaalt dat gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag een verzuimboete kan worden opgelegd indien de aangifte voor een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn is gedaan. Een boete als deze wordt in het algemeen opgelegd op een aanslagbiljet ook als daarbij de verschuldigde belasting op nihil is gesteld. Naar het oordeel van de Raad is dat een aanslag als bedoeld in artikel 18, tweede lid ALL. Anders dan belanghebbende meent, vereist artikel 18 ALL niet dat bij de aanslag daadwerkelijk belasting wordt geheven.
5.7
Belanghebbende heeft overigens geen bezwaren tegen de boete ingebracht. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard maar dat de boete wordt gehandhaafd.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak en handhaaft de boete.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2015.