Uitspraak
zitting houdende in Curaçao
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur. De belanghebbende had een boete van NAf 1.000 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2009. De boete was opgelegd met dagtekening juli 2011, en de belanghebbende had op 1 februari 2012 bezwaar aangetekend. De Inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk bij uitspraak op bezwaar van 13 april 2012. Hierop heeft de belanghebbende op 21 juni 2012 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in november 2014 heeft de gemachtigde van de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [B]. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen en dat zij direct na ontvangst van een aanmaning bezwaar heeft gemaakt. De Raad oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de belanghebbende niet in gebreke was gebleven met het indienen van de aangifte, gezien het feit dat zij het aanslagbiljet niet had ontvangen.
De Raad heeft verder overwogen dat de belanghebbende niet tijdig om uitreiking van een aangiftebiljet heeft verzocht, wat een voorwaarde is voor het indienen van de aangifte. De Raad concludeerde dat de boete, hoewel de uitspraak op bezwaar onterecht was, gehandhaafd kon blijven. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de boete.