ECLI:NL:ORBBACM:2015:44

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
2012/59252, 59253 en 59254
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en winstverdeling in vof-verband met adviesdiensten via Y N.V.

In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende, die samen met een ander een vennootschap onder firma (vof) exploiteert, de opbrengsten van door hem verleende diensten via Y N.V. terecht als opbrengsten van de vof heeft aangegeven. De belanghebbende en zijn vennoot delen de winst van de vof gelijkelijk, maar de Inspecteur van de Belastingdienst is van mening dat de opbrengsten van Y N.V. als andere opbrengst van arbeid moeten worden aangegeven. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de activiteiten van de belanghebbende voor Y N.V. niet kwalificeren als winst uit onderneming van de vof. De Raad stelt vast dat de werkzaamheden van de belanghebbende voor Y N.V. voortkomen uit een contract dat jaarlijks wordt afgesloten, waarbij de beloning afhankelijk is van de geleverde declarabele uren. Deze activiteiten zijn te ver verwijderd van de activiteiten van de vof om als zodanig te worden aangemerkt. De Raad concludeert dat de Inspecteur terecht de inkomsten van Y N.V. niet in de winst van de vof heeft opgenomen. De uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, die door de belanghebbende als te laat en onvoldoende gemotiveerd werd betwist, leidt niet tot vernietiging van de aanslag. De Raad verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 01 juni 2015, nrs. 2012/59252, 59253 en 59254
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake:
X, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 23 december 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premieheffing voor het jaar 2005 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 5 januari 2011 tegen de navorderingsaanslag in bezwaar gekomen.
1.3
Op 7 september 2012 heeft de Inspecteur uitspraak op het bezwaarschrift gedaan.
1.4
Belanghebbende heeft op 23 oktober 2012 een beroepschrift ingediend.
1.5
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 17 maart 2015 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur mr. A.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende exploiteert onder de naam B in vof-verband met mevrouw C een appartementencomplex. De winstverdeling binnen de Vof is 50/50.
Tevens verleent belanghebbende adviezen op het gebied van civiele techniek en constructies; de desbetreffende adviezen worden uitsluitend verleend via Y N.V. met welke N.V. belanghebbende daartoe jaarlijks een contract afsluit.
2.2
De opbrengsten vanuit Y NV worden als winst van de Vof verantwoord en dus gelijkelijk aan de beide vennoten toegerekend. Na controle door het BAB heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de betreffende inkomsten niet als winst van de Vof kunnen worden gezien, maar als overige inkomsten die rechtstreeks door belanghebbende dienen te worden aangegeven.
2.3.
Tot de gedingstukken behoort onder meer een verklaring van Y NV waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat er geen sprake is van een dienstbetrekking tussen belanghebbende en Y NV.

3.Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht de opbrengsten van de door hem via Y NV verleende diensten als opbrengsten van de Vof heeft aangegeven.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende is allereerst van mening dat de uitspraak op bezwaar te laat is gedaan en onvoldoende gemotiveerd is. Belanghebbende is voorts van mening dat de opbrengsten van Y NV terecht als winst van de Vof zijn aangegeven.
4.2
De Inspecteur is van mening dat het feit dat de uitspraak op bezwaar te laat is gedaan en onvoldoende is gemotiveerd niet met zich brengt dat de aanslag moet worden vernietigd.
De Inspecteur is voorts van mening dat de opbrengsten Y NV als andere opbrengst van arbeid door belanghebbende dienen te worden aangegeven.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Indien een uitspraak op bezwaar later dan de daarvoor geldende termijn van negen maanden wordt gedaan en niet dan wel onvoldoende is gemotiveerd, brengt dit niet met zich dat de aanslag vernietigd moet worden.
5.2
De Raad is van oordeel dat de activiteiten van belanghebbende ten behoeve van Y NV niet als winst uit onderneming van B Vof kwalificeren. Er is sprake van persoonlijke arbeid door belanghebbende op basis van een door hem jaarlijks met Y NV af te sluiten contract, waarbij de beloning afhankelijk is van de door belanghebbende geleverde declarabele uren. Deze activiteiten staan qua aard en expertise in een te ver verwijderd verband met de activiteiten van de Vof om als Vof-activiteiten te kwalificeren.
5.3
Hierbij is het niet van belang of er sprake is of kan zijn van een dienstbetrekking tussen belanghebbende en Y NV; de Inspecteur heeft de inkomsten van belanghebbende in zijn belastbaar inkomen begrepen onder de noemer andere opbrengst van arbeid, hetgeen de Raad niet als onjuist voorkomt.
5.4
Gelet op het voorafgaande is de Raad van oordeel dat de inkomsten van belanghebbende die hij heeft genoten van Y NV door de Inspecteur terecht niet in de winst van B Vof zijn begrepen. Voor dat geval staat niet ter discussie dat het belastbaar inkomen van belanghebbende, na verliesverrekening, moet worden vastgesteld op Naf 15.108 en het premie-inkomen op Naf. 27.345,-.
Ter zitting heeft de Inspecteur toegezegd dat, indien de Raad van oordeel is dat de inkomsten van Y NV terecht niet als winst van de Vof zijn geaccepteerd, hij het inkomen van de andere firmant ambtshalve zal corrigeren.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 17 maart 2015 door mrs. S. Verheijen, G.J. van Muijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris mr. L.H. Hoogenbergen en uitgesproken in het openbaar op 01 juni 2015.
De secretaris is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.