ECLI:NL:ORBBACM:2015:41

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
2011/61989
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van X BV, gevestigd te Curaçao, tegen een besluit van de Gouverneur van Curaçao. X BV had een verzoek ingediend voor toepassing van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (LBBH). De Gouverneur heeft dit verzoek afgewezen, omdat X BV niet zou behoren tot de tweede categorie ondernemingen zoals bedoeld in de LBBH. Echter, de Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de Gouverneur ten onrechte niet heeft beoordeeld of X BV tot de eerste categorie ondernemingen behoort. De Raad vernietigt het besluit van de Gouverneur en draagt hem op om opnieuw te beslissen op het verzoek van X BV, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. De uitspraak is gedaan op 4 december 2015, waarbij de Raad heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is en dat de Gouverneur opnieuw moet oordelen over het verzoek van X BV.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 december 2015, nr. 2011/61989
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
X B.V., te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde Y
tegen
de Gouverneur van Curaçao, de Gouverneur.

1.Het procesverloop

1.1
De Gouverneur heeft bij Landsbesluit van 18 februari 2013, nr. 13/0284 (het Landsbesluit), het verzoek van belanghebbende om toepassing van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (LBBH) afgewezen.
1.2
Belanghebbende is 28 maart 2013 in beroep gekomen tegen het Landsbesluit.
1.3
De Gouverneur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.4
Ter zitting van 16 maart 2015 te Willemstad is verschenen de gemachtigde. Namens de Gouverneur is niemand verschenen; de Raad heeft geconstateerd dat de Gouverneur niet was opgeroepen en dat in de oproeping van de gemachtigde ten onrechte was vermeld dat de zaak betrekking zou hebben op de winstbelasting.
1.5
Ter zitting van 16 september 2015 is verschenen namens belanghebbende de gemachtigde en namens de Gouverneur A (belastinginspecteur).

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende heeft geïnvesteerd in een schip, genaamd Z, dat ruimte biedt aan 18 gasten en 5 bemanningsleden. Het schip heeft 10 hutten, waaronder 7 tweepersoonshutten, ieder voorzien van douche en toilet. Op het hoofddek is een bar met zitgelegenheid en het achterdek is uitgerust met duikfaciliteiten. De totale investering is ongeveer Naf 1.141.725. De investering verschaft werkgelegenheid aan circa 5 lokale werknemers. Belanghebbende heeft bij brief van 12 mei 2008 verzocht om toepassing van de faciliteiten van de LBBH.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of toepassing van de faciliteiten van de LBBH terecht is geweigerd.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende stelt dat het schip weliswaar executoriaal verkocht wordt maar dat zij nog steeds belang heeft bij haar verzoek voor wat betreft het invoerrecht.
4.3
De Gouverneur heeft verwezen naar het Landsbesluit.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Artikel 1 van de LBBH bepaalt dat de faciliteiten van toepassing zijn op twee categorieën van ondernemingen: (a) ondernemingen niet zijnde ondernemingen tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf of ontspanning en (b) ondernemingen tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf of ontspanning.
5.2
De Gouverneur heeft het verzoek van belanghebbende alleen getoetst aan het bepaalde in artikel 1, onder b, LBBH en het verzoek afgewezen omdat geen sprake is van een onderneming tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf en ontspanning.
5.3
Indien geen sprake is van een onderneming tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf en ontspanning, zoals de Gouverneur stelt, kan wel sprake zijn van een onderneming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van de LBBH. De Gouverneur heeft het verzoek echter niet aan dat artikellid getoetst.
5.4
De Raad ziet in het vorenoverwogene aanleiding het Landsbesluit te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Gouverneur om met inachtneming van hetgeen in 5.3 is overwogen opnieuw op het verzoek te beslissen.
5.5
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt het Landsbesluit waarvan beroep en draagt de Gouverneur op opnieuw op het verzoek te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, M. de Werd en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de secretaris M. Faro MSc en uitgesproken op 4 december 2015.
De griffier, Bij afwezigheid van de
voorzitter tekent de rechter mr. drs. M. de Werd,