ECLI:NL:ORBBACM:2015:35

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
2014/67665 en 2014/67666
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen loonbelasting en boetes door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft belanghebbende, X N.V. gevestigd in Sint Maarten, beroep aangetekend tegen het niet doen van uitspraak door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslagen loonbelasting over de jaren 2010 en 2011 zijn op 10 juni 2013 opgelegd, samen met boetes. Belanghebbende heeft op 26 juni 2013 bezwaar aangetekend, maar de inspecteur heeft geen uitspraken op bezwaar gedaan. Hierdoor heeft belanghebbende op 27 maart 2014 beroep ingesteld tegen de fictieve weigeringen van de inspecteur om uitspraken te doen. Tijdens de zitting op 22 september 2015 zijn vertegenwoordigers van zowel de inspecteur als belanghebbende verschenen.

De Raad overweegt dat volgens artikel 30, lid 2 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL), het niet tijdig doen van een uitspraak gelijkgesteld kan worden met een uitspraak. Aangezien de inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift een uitspraak heeft gedaan, is belanghebbende tijdig in beroep gekomen. De Raad concludeert dat de bezwaarfase niet voldoende is afgerond en dat de inspecteur alsnog binnen zes maanden na deze uitspraak op de bezwaren moet beschikken. De Raad wijst de zaken terug naar de inspecteur en stelt een termijn van zes maanden vast voor het doen van uitspraak op bezwaar.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 december 2015, nrs. 2014/67665 en 2014/67666
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
X N.V., gevestigd te Sint Maarten, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn op 10 juni 2013 naheffingsaanslagen loonbelasting over de jaren 2010 en 2011 opgelegd en tevens bij gelijktijdige beschikkingen boetes vastgesteld.
1.2
Belanghebbende is op 26 juni 2013 tijdig in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. De inspecteur heeft geen uitspraken op bezwaar gedaan.
1.3
Belanghebbende is op 27 maart 2014 in beroep gekomen tegen de fictieve weigeringen tot het doen van uitspraken op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5
Ter zitting van 22 september 2015 te Sint Maarten zijn namens de Inspecteur verschenen A en B. Namens belanghebbende zijn verschenen de directeur C van belanghebbende en als gemachtigde D, vergezeld van E, beiden verbonden aan PwC Sint Maarten.

2.Overwegingen aangaande het beroep

2.1
Ingevolge artikel 30, lid 2 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL), wordt met een uitspraak gelijk gesteld het weigeren dan wel niet tijdig doen van de uitspraak. Een uitspraak wordt geacht niet tijdig te zijn gedaan indien de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift een uitspraak heeft gedaan.
2.2
Ingevolge artikel 31 ALL kan belanghebbende in het geval zich een omstandigheid voordoet als in artikel 30, tweede lid ALL in beroep komen binnen twaalf maanden gerekend vanaf het tijdstip waarop negen maanden zijn verlopen na het tijdstip waarop het bezwaarschrift door de inspecteur is ontvangen. De bezwaarschriften zijn op 26 juni 2013 door de inspecteur ontvangen. Dat betekent dat belanghebbende vanaf 27 maart 2014 rechtsgeldig in beroep kan komen tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Nu er geen uitspraken op bezwaar zijn gedaan en de beroepschriften op 27 maart 2014 zijn ingediend is belanghebbende tijdig in beroep gekomen tegen de fictieve weigering van de Inspecteur tot het doen van uitspraken op bezwaar. De Raad acht het beroep dan ook ontvankelijk.
2.3
Tot en met 2006 was in artikel 31, lid 2 ALL geregeld dat indien het beroep was gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak door de Inspecteur, de Raad de Inspecteur kon verzoeken alsnog uitspraak op bezwaar te doen. Deze bepaling is bij Landsverordening van 11 december 2006 (PB 2006, no. 98) verwijderd. Blijkens de bijbehorende Memorie van Toelichting was de reden hiervoor dat de bepaling ondergebracht behoorde te worden in Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940. Dat is echter verzuimd. De Raad leidt uit deze gang van zaken af dat het steeds de bedoeling van de wetgever is geweest om de betreffende bepaling van toepassing te achten. De Raad is van oordeel dat de bezwaarfase tot op heden onvoldoende is afgerond. Ze zal dan ook overeenkomstig de bedoeling van de wetgever beslissen dat de inspecteur alsnog uitspraken op bezwaar zal doen en stelt daarvoor een termijn vast van zes maanden na dagtekening van deze uitspraak.

3.Beslissing

De Raad:
-wijst de zaken terug naar de Inspecteur;
-bepaalt dat de inspecteur binnen zes maanden na dagtekening van deze uitspraak op de bezwaren beschikt.
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, M. de Werd en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de secretaris M. Faro MSc en uitgesproken op 4 december 2015.
De griffier, Bij afwezigheid van de voorzitter tekent de rechter mr. drs. M. de Werd,