ECLI:NL:ORBBACM:2015:33

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
2014/69939
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van rente eigen woning bij buitenlandse belastingplichtige

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van rente op persoonlijke leningen door een belanghebbende die woont in het Franse deel van Sint Maarten, maar werkzaam is in het Nederlandse deel. De belanghebbende heeft een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 ontvangen, waartegen zij bezwaar heeft aangetekend. De inspecteur heeft de aanslag gehandhaafd, wat leidde tot beroep bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende een deel van de rente op een persoonlijke lening kan aftrekken, omdat deze lening verband houdt met haar hoofdverblijf. De Raad oordeelt dat de inspecteur ten onrechte heeft gesteld dat alleen hypothecaire leningen in aanmerking komen voor renteaftrek. De belanghebbende heeft aangetoond dat de lening is aangegaan voor herstel van haar woning na een orkaan. De Raad heeft de inspecteur in het ongelijk gesteld en de aanslag verminderd, waardoor het belastbaar inkomen van de belanghebbende is verlaagd. De Raad heeft ook geoordeeld dat de inspecteur geen vertrouwen heeft gewekt dat de renteaftrek geaccepteerd zou worden, wat de belanghebbende niet heeft kunnen bewijzen. De uitspraak van de Raad is gedaan op 7 december 2015.

Uitspraak

Beschikking d.d. 7 december 2015, nr. 2014/69939
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
X te Sint Maarten, belanghebbende,
gemachtigde Y
tegen
de Inspecteur der Belastingen te Sint Maarten.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2013 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 15 mei 2013 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Op 7 juli 2014 heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd. Op 27 augustus 2014 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.3
De Inspecteur heeft een vertoogschrift en nadere stukken ingediend.
1.4
Ter zitting van 21 september 2015 te Philipsburg zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en namens de Inspecteur A.
1.5
Na de zitting hebben partijen de gelegenheid gekregen om in nader overleg met elkaar te treden teneinde tot een oplossing van het geschil te komen. Dit heeft blijkens emailberichten van belanghebbende op 7 oktober 2015 en van de inspecteur op 15 oktober 2015 niet tot het gewenste resultaat geleid. Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten en een uitspraak aangezegd.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende woont in het Franse deel van Sint Maarten en is werkzaam in het Nederlandse deel als medewerkster bij de Belastingdienst, afdeling Controle en Opsporing. Zij heeft op 30 mei 2012 aangifte inkomstenbelasting gedaan over het jaar 2011. Daarin zijn ter zake van de eigen woning (‘own residence’) de volgende bedragen in aftrek op het inkomen gebracht:
Onderhoudskosten: Naf 3.000
Rentekosten etc. Naf 8.852
Daarnaast is een bedrag van Naf 2.500 aan overige rentekosten in de aangifte opgenomen. Bij het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur de rentekosten van Naf 8.852 (hierna: rentekosten eigen woning) niet in aftrek toegelaten en het belastbaar inkomen vastgesteld op Naf 77.378. In de bij het bezwaarschrift gevoegde opstelling vermeldt belanghebbende een bedrag van Naf 11.475 aan rentekosten eigen woning onder handhaving van de overige hierboven vermelde aftrekposten.
2.3
Tot de stukken van het geding behoren:
2.3.1
Overzichten van banken met daarop betaalde rente ter zake van door belanghebbende aangegane (persoonlijke) leningen. Het betreft de volgende bedragen (in Naf):
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
RBTT Bank NV 2.952 11.531 4.400 4.215 4.273 13.178 2.6231
Windward Islands
Bank Ltd (WIB Bank)
nr.4495505 2.0092
nr.5?04154?7 6.419
Algemene Spaar- en
Kredietcoöperatie ACU
1.81
Totaal 2.952 11.531 4.400 4.215 4.273 13.178 12.861
1) In 2011 onder de naam RBC Royal Bank, waarin RBTT Bank is opgegaan
2) Inclusief Naf 948 levensverzekeringspremies
2.3.2
Een brief van RBTT Bank NV van 20 november 2002 met, voor zover van belang, de volgende tekst:
‘We herewith would like to introduce to you X who has been banking with us since July, 1995. The aforementioned client had a personal loan facility of Antillian Guilders thirty six thousand one hundred on the 8th of November 1995 with monthly installments of Antillian Guilders 936.45 for the duration of 5 Years, until 30th of October 2000. The total amount of interest paid over said period was Antillian Guilders 20,087.23. Purpose of the loan was to make repairs to her apartment in French Quarter.’
2.3.3
Een factuur van de notaris overgelegd van 2 december 2010 en gericht aan belanghebbende met de volgende tekst:
‘first mortgage in favour of WIB Bank on: the right of apartment at Z Residence…. Amount ….ANG 159.310.
Stamp tax: 318,62
Registration/disbursements: 670
Fee: 1.178,55
Total: ANG. 2.167,17
Paid via WIB ANG WT: 4/42011….’
Het appartement in Z Residence (hierna: het appartement) bevindt zich in het Nederlandse deel van Sint Maarten.
2.4
Tot en met het belastingjaar 2008 zijn de door belanghebbende opgevoerde rentebedragen eigen woning door de inspecteur in aftrek toegelaten.

3.Het geschil

Tussen partijen is in geschil in hoeverre recht bestaat op aftrek van rentekosten eigen woning.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende stelt dat de persoonlijke leningen zijn aangegaan voor herstel van haar woonhuis na de orkaan op Sint Maarten in 1995. Omdat de woning aan de Franse kant van het eiland ligt kon ze geen hypotheek afsluiten in het Nederlandse deel. Vandaar heeft ze toen gekozen voor persoonlijke leningen. Als bewijs daarvoor verwijst ze naar de in 2.3.2 opgenomen verklaring van de RBBT Bank NV. In of rond 2011 zijn de leningen van de RBBT Bank omgezet in persoonlijke leningen bij andere banken. Bovendien heeft de inspecteur vertrouwen gewekt dat de rente op de persoonlijke leningen in aftrek gebracht kon worden. Tot en met het belastingjaar 2008 heeft de inspecteur de aftrek immers geaccepteerd en in 2008 heeft belanghebbende stukken overgelegd aan de aanslagregelaar, mevrouw M en met haar een bespreking gevoerd waarna deze akkoord is gegaan met aftrek van de rente als rente eigen woning.
4.3
De Inspecteur stelt dat geen sprake is van hypothecaire leningen zodat geen recht op aftrek bestaat. Bovendien heeft belanghebbende volgens de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de leningen betrekking hebben op de aanschaf of verbouwing van haar woonhuis. Ook is ter zake geen vertrouwen gewekt door de Inspecteur. Ten eerste niet omdat belanghebbende zelf werkzaam is bij de belastingdienst en dus moest weten dat de rente niet in aftrek gebracht kon worden. Ten tweede omdat van enige goedkeuring of toezegging door de Inspecteur geen sprake is geweest, daar belanghebbende dat niet heeft bewezen. Met betrekking tot het aan de WIB Bank betaalde rentebedrag van Naf 6.419 (zie 2.3.1) stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat de betreffende lening ziet op de aankoop van het appartement (zie 2.3.3). Volgens de Inspecteur vormt het appartement geen hoofdverblijf voor belanghebbende zodat aftrek op grond van artikel 16, lid 1 letter a van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) niet kan plaatsvinden. Bovendien wordt het appartement niet verhuurd zodat ook geen recht op aftrek op grond van artikel 4, lid 3 LIB bestaat.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Belanghebbende is woonachtig in het Franse deel van Sint Maarten en geniet haar looninkomsten in het Nederlandse deel van Sint Maarten. Zij is dus buitenlands belastingplichtige. Ingevolge artikel 1 van de Aftrekregeling voor een specifieke categorie buitenlandse belastingplichtigen, Ministeriële beschikking met algemene werking van de 29e mei 1998 ter uitvoering van artikel 58, eerste lid, onderdeel a, LIB en artikel 22 LLB worden personen die niet in Sint Maarten wonen en wier zuiver inkomen geheel of nagenoeg geheel in Sint Maarten aan de heffing van inkomstenbelasting onderworpen is op hun schriftelijk verzoek aan de Inspecteur als binnenlands belastingplichtige beschouwd voor de toepassing van de artikelen 16, 16A, en 23A van de LIB. Partijen gaan ervan uit, blijkbaar met inachtneming van voorgaande bepaling, dat indien aan de voorwaarden van artikel 16 LIB voldaan is, recht bestaat op renteaftrek. De Raad zal dit uitgangspunt volgen.
5.2
De Raad stelt voorop dat het standpunt van de Inspecteur, dat rente eigen woning alleen aftrekbaar is als sprake is van een hypothecaire lening, berust op een misvatting. Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, LIB is aftrekbaar de rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning. De eis van een hypothecaire lening wordt niet gesteld.
5.3
Op belanghebbende rust de bewijslast dat de persoonlijke leningen zien op de eigen woning. Met betrekking tot de rente RBTT Bank overweegt de Raad als volgt. Uit de brief van de RBTT Bank NV van 20 november 2002 blijkt dat bij die bank in 1995 een lening is aangegaan voor herstel van de eigen woning. Uit de aangeleverde stukken blijkt, dat belanghebbende al die jaren een schuld aan deze bank heeft gehouden, waarvan de hoogte blijkbaar heeft gefluctueerd. Dat daarbij tussentijds ook sprake is geweest van opnamen ten behoeve van de eigen woning is echter niet aannemelijk gemaakt. Nu de lening blijkbaar nooit helemaal is afgelost, acht de Raad aannemelijk dat de lening in elk geval gedeeltelijk nog betrekking heeft op de eigen woning. Gezien het feit dat de aftrek van de rente steeds is geaccepteerd, kan belanghebbende in zoverre niet worden tegengeworpen dat zij geen stukken meer heeft uit de oude jaren. De Raad acht de aan RBTT Bank NV betaalde rente van Naf 2.623 aftrekbaar als eigenwoningrente. In zoverre is het gelijk aan belanghebbende.
5.4
De Inspecteur heeft aangenomen dat het rentebedrag van Naf 6.419 betrekking heeft op een lening die door belanghebbende is aangegaan ter verwerving van het in het Nederlandse deel van Sint Maarten gelegen appartement. Dat is heel aannemelijk, gezien de notariële afrekening. Ingevolge artikel 17, lid 1, letter a en artikel 18, lid 1 LIB behoren voor belanghebbende de inkomsten uit het appartement met toepassing van artikel 4 LIB tot het binnenlands inkomen. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat het appartement niet wordt verhuurd. Daaruit leidt de Raad af dat het appartement aan belanghebbende als (tweede) eigen woning in de zin van artikel 4, lid 2 en lid 4 LIB ter beschikking staat. Artikel 4, lid 2 LIB bepaalt dat tot het inkomen uit onroerend goed niet wordt gerekend hetgeen zuiver wordt genoten uit de eigen woning. Door deze defiscalisering van de eigen woning behoren zowel kosten als opbrengsten niet tot het belastbaar inkomen, hetgeen inhoudt dat de eigen woning geen bron van inkomen vormt. Dit betekent dat op grond van artikel 4, lid 2 LIB de kosten niet in aftrek van het inkomen gebracht kunnen worden. Dit is slechts anders indien de woning aan belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat (artikel 16, lid 1, letter h LIB). De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat het appartement voor belanghebbende geen hoofdverblijf vormt. Dat betekent dat het appartement ingevolge artikel 4, lid 2 LIB geen bron vormt en de rentekosten niet aftrekbaar zijn.
5.5
Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. In dat geval dient belanghebbende te bewijzen dat bij belanghebbende in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat het in het verleden accepteren van de renteaftrek berust op een bewuste standpuntbepaling van de Inspecteur. Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende niet aan die bewijslast voldaan. Tegenover de betwisting van de Inspecteur heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat aan M (die inmiddels is overleden) stukken ter zake van de onderhavige renteproblematiek zijn overgelegd, dat belanghebbende met haar een bespreking heeft gevoerd en dat M vervolgens de aftrek geaccepteerd heeft. Daarvan zijn in het geheel geen bescheiden aanwezig en ook anderszins blijkt dat niet uit de stukken. De aantekening “mortgage house on the French side” op het jaaroverzicht 2006 van de RBTT Bank vormt in dat verband geen bewijs, alleen al nu niets er op duidt dat die aantekening van een medewerker van de belastingdienst is. Aldus heeft belanghebbende niet bewezen dat door de belastingdienst de indruk is gewekt dat de rente eigen woning in het verleden na een bewuste standpuntbepaling is geaccepteerd. Dat de aftrek jarenlang door de inspecteur is geaccepteerd is daarvoor niet voldoende. Nu ook anderszins niet is gebleken van door de inspecteur gewekt gerechtvaardigd vertrouwen wordt de grief van belanghebbende verworpen.
5.6
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van Naf 74.755 (Naf 77.378 -/- Naf 2.623).
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, M. de Werd en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de secretaris M. Faro MSc en uitgesproken op 7 december 2015.
De griffier, Bij afwezigheid van de
voorzitter tekent de rechter mr.
drs. M. de Werd,