ECLI:NL:ORBBACM:2015:27

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 augustus 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
2013/62873
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over teruggave van voorheffingen en aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een belastingkwestie. De belanghebbende, een inwoner van Curaçao, had in 2009 geen inkomsten en was derhalve geen inkomstenbelasting verschuldigd. De Inspecteur der Belastingen op Curaçao had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2009, waarbij het belastbaar inkomen op nihil was vastgesteld. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Inspecteur. Hierop volgde een beroepsprocedure.

Tijdens de zitting op 19 maart 2015 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde recht te hebben op teruggave van voorheffingen, zoals loonbelasting en premies volksverzekeringen, op basis van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat er geen recht op teruggave bestond, aangezien er in 2009 geen inkomsten waren en er geen belasting was ingehouden of afgedragen.

De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende tijdig aangifte had gedaan binnen de termijn van 36 maanden na afloop van het belastingjaar, maar dat er geen (loon)inkomsten waren. De Raad concludeerde dat de belanghebbende geen recht had op restitutie van voorheffingen, omdat de aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van nihil. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 31 augustus 2015, nr. 2013/62873
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake:
X te Curaçao, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 23 november 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2009 naar een belastbaar inkomen van nihil.
1.2
Belanghebbende is op 27 december 2012 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 12 april 2013 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende is op 7 juni 2013 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 19 maart 2015 te Willemstad zijn verschenen [A] en [B] namens de Inspecteur.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1.
Belanghebbende heeft aanvankelijk geen aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009 gedaan. Aan haar is een taxatieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van nihil.
2.2.
De daarna door belanghebbende ingezonden aangifte is door de Inspecteur aangemerkt als bezwaarschrift tegen de taxatieve aanslag. Deze nihilaanslag is bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3.Geschil

Tussen partijen is, naar de Raad begrijpt, uitsluitend in geschil of belanghebbende voor het jaar 2009 recht heeft op een teruggave van voorheffingen (loonbelasting en premies volksverzekeringen).

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar aangifte gedaan kennelijk met het oog op een teruggaaf van belasting op grond van artikel 41B van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 (LIB).
4.2.
De Inspecteur is van mening dat geen recht op teruggaaf bestaat.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
In artikel 41B lid 1, aanhef en sub c, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 (LIB) is bepaald – voor zover hier van belang – dat geen aanslag wordt vastgesteld en verrekening van voorheffingen achterwege blijft, tenzij de belastingplichtige binnen 18 maanden na afloop van het belastingjaar aangifte heeft gedaan. De in artikel 41B voorgeschreven termijn van 18 maanden is ingevolge (gepubliceerd) beleid van de Belastingdienst verlengd tot 36 maanden.
5.2.
Gelet op het vorenstaande stelt de Raad vast dat belanghebbende tijdig, binnen 36 maanden na afloop van het onderhavige belastingjaar, aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan. De Inspecteur heeft echter gesteld dat belanghebbende in 2009 geen inkomsten heeft gehad, dat zij geen inkomstenbelasting is verschuldigd en dat ten laste van haar ook geen loonbelasting of premies volksverzekeringen zijn ingehouden of afgedragen. Belanghebbende heeft daarom volgens de Inspecteur geen recht op teruggave van deze voorheffingen.
5.3.
Belanghebbende heeft terzake niets gesteld; het door haar bij het beroepschrift ingediende voorblad van (kennelijk) haar aangiftebiljet voor het jaar 2009 vermeldt geen (loon)inkomsten.
5.4.
De Raad heeft geen reden aan de verklaring van de Inspecteur te twijfelen. De aanslag van belanghebbende voor het jaar 2009 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van nihil en bedraagt nihil. Belanghebbende heeft geen recht op restitutie van voorheffingen. Het beroep is ongegrond.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, G.J. van Muijen en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken op 31 augustus 2015.