In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008, opgelegd aan belanghebbende, die als enig bestuurder en aandeelhouder van [X] B.V. en bestuurder van Stichting [X] betrokken was bij de verkoop van auto-onderdelen. Belanghebbende had een verlies geleden met zijn onderneming Z Parts en stelde dat hij recht had op aftrek van dit verlies. De Inspecteur had echter de bijtelling wegens privé gebruik van twee auto’s van [X] B.V. opgelegd en de aangifte inkomstenbelasting niet geaccepteerd. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing was, omdat belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan. De Raad oordeelde dat belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij redelijkerwijs mocht verwachten winst te behalen met zijn onderneming en dat de bijtelling voor privé gebruik van de auto’s terecht was. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen en verklaarde belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de navorderingsaanslag, maar handhaafde de vastgestelde belastbare inkomens met een vermindering van Naf 586 voor de kindertoeslag.