ECLI:NL:ORBBACM:2015:25

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 augustus 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
2012/59512 en 63946
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkering en verzwaring van de bewijslast in belastingzaken met betrekking tot verlies uit onderneming en bijtelling privé gebruik auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008, opgelegd aan belanghebbende, die als enig bestuurder en aandeelhouder van [X] B.V. en bestuurder van Stichting [X] betrokken was bij de verkoop van auto-onderdelen. Belanghebbende had een verlies geleden met zijn onderneming Z Parts en stelde dat hij recht had op aftrek van dit verlies. De Inspecteur had echter de bijtelling wegens privé gebruik van twee auto’s van [X] B.V. opgelegd en de aangifte inkomstenbelasting niet geaccepteerd. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing was, omdat belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan. De Raad oordeelde dat belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij redelijkerwijs mocht verwachten winst te behalen met zijn onderneming en dat de bijtelling voor privé gebruik van de auto’s terecht was. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen en verklaarde belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de navorderingsaanslag, maar handhaafde de vastgestelde belastbare inkomens met een vermindering van Naf 586 voor de kindertoeslag.

Uitspraak

Beschikking d.d. 31 august 2015, nrs. 2012/59512 en 63946
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake:
[X] te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde: [Y],
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 1 juli 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008 opgelegd.
1.2
Belanghebbende is tijdig, op 31 mei 2011, tegen deze aanslag in bezwaar gekomen. Bij uitspraak van 30 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van Naf 127.464.
1.3.
Belanghebbende is op 28 november 2011 tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Bij schrijven van 9 januari 2013 heeft belanghebbende het beroep aangevuld.
1.4.
Met dagtekening 13 januari 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van Naf 146.096.
1.5.
Belanghebbende is op 27 september 2012 tegen deze uitspraak in bezwaar gekomen. Bij uitspraak van 17 juni 2013 heeft de Inspecteur dit bezwaar niet ontvankelijk verklaard en de navorderings-aanslag gehandhaafd.
1.6.
Belanghebbende is op 12 augustus 2013 tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Bij schrijven van 6 november 2013 heeft belanghebbende dit beroep aangevuld.
1.7.
Ter zitting van 24 maart 2014 te Willemstad zijn de beide beroepen gezamenlijk behandeld. Verschenen zijn, namens belanghebbende, de hiervoor genoemde gemachtigde en, namens de Inspecteur, [A] en [B]. Ter zitting is met name behandeld de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag. De Raad heeft partijen als zijn voorlopig oordeel te kennen gegeven het bezwaar ontvankelijk te achten. De behandeling van de beroepen is vervolgens aangehouden.
1.8.
Ter zitting van 10 november 2014 te Willemstad is de behandeling van de beroepen voortgezet. Verschenen zijn, namens belanghebbende, de hiervoor genoemde gemachtigde en, namens de Inspecteur, mr. [B] en [C]. De behandeling is aangehouden teneinde partijen de gelegenheid te bieden in overleg te treden en informatie uit te wisselen.
1.9.
De Inspecteur heeft op 19 maart 2015 in beide zaken een vertoogschrift ingediend.
1.10.
Ter zitting van 19 maart 2015 te Willemstad zijn de beide beroepen wederom gezamenlijk behandeld. Ter zitting zijn verschenen de hiervoor genoemde gemachtigde namens belanghebbende, en namens de Inspecteur [B] en [D]. De gemachtigde heeft ter zitting een (op die dag aan de Raad gezonden) pleitnota overgelegd. De Inspecteur heeft van de pleitnota kunnen kennisnemen en daarop ter zitting kunnen reageren.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende was in 2008 enig bestuurder en 10% aandeelhouder van [X] B.V. Zijn salaris bedroeg Naf 127.964. Belanghebbende was voorts enig bestuurder van Stichting [X], welke stichting 90% aandeelhouder was van [X] B.V. Belanghebbendes jaarsalaris van [X] B.V. bedroeg in 2008 Naf 127.964.
2.2
Daarnaast heeft belanghebbende in 2008 [z]-onderdelen gekocht voor een bedrag van Naf 216.970; hij is een lening aangegaan ter financiering van die aankoop. Belanghebbende heeft zich per 1 december 2008 als eenmanszaak ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curaçao onder de naam Z Parts. Hij heeft twee werknemers in dienst genomen, een swipemachine (betaal-/pinautomaat) aangeschaft en geadverteerd in diverse media. In 2008 heeft belanghebbende uit Z Parts een verlies geleden van Naf 6.917. Hij heeft de auto-onderdelen met verlies althans tegen kostprijs verkocht en zijn activiteiten als Z Parts in 2009 gestaakt.
2.3
De balans van Z Parts vermeldt per ultimo 2008 onder meer een voorraad goederen ter waarde van Naf 192.578, een schuld aan belanghebbende in rekening-courant van Naf 195.220, liquide middelen ad Naf 1.000 en een eigen vermogen gelijk aan het resultaat over 2008 van negatief Naf 6.917.
2.4
Belanghebbende is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting (IB) te doen voor het jaar 2008. Belanghebbende heeft de aangifte niet tijdig ingediend en aan hem is met dagtekening 1 juli 2011 een taxatieve aanslag opgelegd.
2.5
Op 31 mei 2011 heeft belanghebbende de aangifte IB alsnog ingediend. Deze is door de Inspecteur aangemerkt als bezwaar tegen de inmiddels opgelegde taxatieve aanslag. In de aangifte heeft belanghebbende een belastbaar inkomen vermeld van Naf 120.547. Bij de uitspraak op het bezwaar heeft de Inspecteur het door belanghebbende aangegeven verlies uit onderneming betreffende Z Parts ad Naf 6.917 niet geaccepteerd en de door belanghebbende geclaimde kindertoeslag categorie 1 niet verleend. Belanghebbendes belastbaar inkomen is nader vastgesteld op Naf 127.464.
2.6
Vervolgens heeft, namens de Inspecteur, de BAB een boekenonderzoek ingesteld bij [X] B.V. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de Inspecteur, met dagtekening 13 januari 2012, de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd en daarbij het belastbare inkomen van belanghebbende vastgesteld op Naf 146.096. Deze correctie betrof de bijtelling wegens privé gebruik van twee personenauto’s van [X] B.V., een Nissan V met een cataloguswaarde van Naf 76.020 en een Nissan W met een cataloguswaarde van Naf 48.195. De bijtelling bedraagt 15% van de gezamenlijke waarde van de auto’s (Naf 124.215), ofwel Naf 18.632.
2.7
In het bezwaarschrift van 27 september 2012 tegen de navorderingsaanslag is vermeld dat belanghebbende met dagtekening 7 september 2012 een aanmaning tot betaling van de navorderingsaanslag heeft ontvangen, dat hij echter de navorderingaanslag zelve “tot op heden” niet heeft ontvangen en dat hij in kennis wenst te worden gesteld van de nieuwe feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de navorderingsaanslag.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vragen of (i) het door belanghebbende aangegeven verlies uit onderneming betreffende Z Parts in aftrek kan worden gebracht, (ii) het bezwaar tegen de onderhavige navorderingsaanslag ontvankelijk is en (iii) de bijtelling wegens privé gebruik van de auto beperkt kan blijven tot één auto. In beroep is de Inspecteur alsnog akkoord gegaan met het verlenen van de kindertoeslag categorie 1 ad Naf 586.

4.De standpunten van partijen

4.1
Met betrekking tot Z Parts heeft belanghebbende gesteld dat hij een onderneming wilde starten in de [z]-sector waarin [z]-onderdelen werden verkocht. Hij had de verwachting dat in de neergaande economie de behoefte aan dergelijke onderdelen zou toenemen. Die verwachting is niet uitgekomen; teneinde zijn verliezen te beperken heeft belanghebbende zijn onderneming in 2009 gestaakt. Belanghebbende voldeed niettemin aan alle criteria om als ondernemer te worden aangemerkt.
4.2
Belanghebbende stelt de beschikking te hebben gehad over één van de auto’s van [X] B.V.; [X] B.V. heeft in 2008 elke maand als loon in natura voor het gebruik van de Nissan V een bedrag van Naf 750 (Naf 9.000 per jaar) bij het loon van belanghebbende opgeteld. De andere auto was indertijd bestemd voor de vriendin van belanghebbende. De relatie met haar is echter enkele maanden na de aanschaf van de auto’s (op 30 maart 2007) verbroken. [X] B.V. heeft weliswaar beide auto’s (aan)gehouden, doch belanghebbende kan slechts in één auto tegelijk rijden. Het is redelijk om de bijtelling wegens privé gebruik te beperken tot één auto met een cataloguswaarde die het gemiddelde bedraagt van de beide auto’s althans met de cataloguswaarde van de Nissan V. Op de bijtelling dient het reeds in aanmerking genomen bedrag van Naf 9.000 in mindering te worden gebracht.
4.3
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende ter zake van Z Parts niet als ondernemer kan worden beschouwd. Zij stelt dat niet is voldaan aan het zogeheten winstoogmerk omdat de [z]-onderdelen tegen of onder de kostprijs zijn verkocht.
4.4
De Inspecteur meent voorts dat de bijtelling wegens privé gebruik van de auto’s terecht is geschied. Belanghebbende had als enig bestuurder van [X] B.V. en als enig bestuurder van de grootaandeelhouder in [X] B.V. in feite vrijelijk de beschikking en de beslissingsmacht over beide auto’s. Het is aan belanghebbende om het tegendeel te bewijzen.
4.5
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

Prealabel
5.1
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de onderhavige navorderingsaanslag blijft de Raad bij zijn ter zitting van 24 maart 2014 mondeling aan partijen meegedeelde, voorlopige oordeel dat aannemelijk is te achten dat belanghebbende buiten zijn schuld het bewuste aanslagbiljet nimmer heeft ontvangen en eerst bij gelegenheid van de ontvangst van de desbetreffende aanmaning tot betaling met het bestaan ervan bekend is geraakt. Aannemelijk is dat belanghebbende daarna onverwijld bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft aangetekend. Om die reden acht de Raad de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar. Dit houdt in dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard en dat de uitspraak op het bezwaar betreffende de navorderingsaanslag reeds om die reden moet worden vernietigd.
Ter zake van de geschilpunten
5.2
De Raad stelt vast dat belanghebbende niet tijdig de vereiste aangifte heeft gedaan. Ingevolge artikel 30 lid 6 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) kan daarom het uitgangspunt in casu geen ander zijn dan dat de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is. Dit houdt in dat belanghebbende moet bewijzen (in de zin van overtuigend aantonen) dat de aanslag en navorderingsaanslag onjuist zijn. Voor wat betreft de bijtelling ter zake van het privé gebruik van de auto’s van [X] B.V. door belanghebbende overweegt de Raad dat zulk een zware bewijslast reeds op grond van artikel 6, lid 5, LIB op belanghebbende rustte.
5.3
De Raad komt gelet op voorgaand uitgangspunt tot het oordeel dat belanghebbende ter zake van beide geschilpunten niet geslaagd kan worden geacht in het van hem gevergde bewijs. Gelet ook op hetgeen in 2.2 en 2.3 omtrent de feitelijke situatie van Z Parts is vermeld acht de Raad in casu niet aannemelijk, laat staan overtuigend aangetoond, dat de in 4.1 omschreven verwachting van belanghebbende reëel was; belanghebbende heeft daartoe niet, zoals op zijn weg had gelegen, enig bewijsmateriaal van feitelijke aard (zoals een onderbouwde prognose van verkopen en verwachte resultaten) ingebracht. Aldus is niet voldaan aan het vereiste dat belanghebbende redelijkerwijs mocht verwachten met zijn activiteiten winst te behalen.
5.4
Mutatis mutandis heeft voor de bijtelling wegens privé gebruik van de auto’s van [X] B.V. hetzelfde te gelden. In beginsel is immers aannemelijk te achten dat, naar de Inspecteur heeft gesteld, in de gegeven omstandigheden de beide auto’s aan belanghebbende ter beschikking stonden. De Raad acht met belanghebbendes blote ontkenning het tegendeel niet bewezen. De juistheid van belanghebbendes stelling dat feitelijk reeds met een bijtelling van Naf 9.000 is rekening gehouden, acht de Raad evenmin aangetoond.
Slotsom
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de Raad tot de slotsom dat de aanslag en de navorderingsaanslag voor wat betreft de daarin vastgestelde belastbare inkomens moeten worden gehandhaafd. Gelet op het door de Inspecteur in beroep ingenomen standpunt betreffende de kindertoeslag moeten de aanslag en navorderingsaanslag wel met Naf 586 worden verminderd, tot respectievelijk Naf 269 (855 – 586) en Naf 8.620 (9.206 – 586).

6.Beslissing

De Raad:
  • verklaart het beroep tegen de aanslag en de navorderingsaanslag gegrond,
  • vernietigt de beschikkingen waarvan beroep,
  • verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de navorderingsaanslag,
  • handhaaft de bij de aanslag en navorderingsaanslag vastgestelde belastbare inkomens, en
  • vermindert het bedrag van de aanslag en de navorderingsaanslag met Naf 586 tot respectievelijk Naf 269 en Naf 8.620.
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, G.J. van Muijen en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken op 31 augustus 2015.