ECLI:NL:ORBBACM:2015:22

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
69428, 69448 en 69449
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht van een voetbalvereniging voor vastgoedbelasting en de toepassing van vrijstellingen onder de Belastingwet BES

In deze zaak gaat het om de belastingplicht van een voetbalvereniging voor de vastgoedbelasting, zoals geregeld in de Belastingwet BES. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslagen vastgoedbelasting voor de jaren 2011, 2012 en 2013. De belastingplichtige, een voetbalvereniging gevestigd op Bonaire, had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen die op 31 juli 2013 waren opgelegd. De vereniging stelde dat zij niet belastingplichtig was voor de vastgoedbelasting, omdat sportverenigingen volgens de wetgever niet als belastingplichtigen bedoeld zijn. Daarnaast werd betoogd dat, indien er geen vrijstelling voor sportverenigingen geldt, de vrijstelling van artikel 4.4 van de Belastingwet BES van toepassing zou moeten zijn, omdat de vereniging geen opbrengst uit de onroerende zaak geniet.

De Raad heeft vastgesteld dat de vereniging voor de jaren 2011 en 2012 niet tijdig in beroep was gekomen tegen de uitspraken op bezwaar, waardoor deze beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Voor het jaar 2013 oordeelde de Raad dat de vereniging op grond van artikel 4.2 van de Belastingwet BES belastingplichtig is, aangezien zij het genot van een onroerende zaak had. De Raad concludeerde dat er geen subjectieve vrijstellingen bestaan voor sportverenigingen en dat de vastgoedbelasting een forfaitaire heffing is, waarbij de werkelijke opbrengst niet relevant is. De Raad verklaarde de beroepen tegen de aanslagen vastgoedbelasting voor 2011 en 2012 niet ontvankelijk en het beroep tegen de aanslag vastgoedbelasting voor 2013 ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 juni 2015, nr. 69428, 69448 en 69449
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Bonaire
inzake:
X te Bonaire, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen Caribisch Nederland, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn op 31 juli 2013 aanslagen vastgoedbelasting voor de jaren 2011 en 2012 opgelegd ter zake van een onroerende zaak plaatselijk bekend als object a- straat 1, kadastraal bekend als nr. [2] (hierna: de onroerende zaak).
1.2
Belanghebbende is op 14 augustus 2013 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraak van 29 september 2013 heeft de Inspecteur uitspraak op het bezwaar gedaan en heeft daarbij de aanslagen verminderd.
1.3
Belanghebbende is op 22 juli 2014 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
Aan belanghebbende is op 30 april 2014 voor de onder 1.1 genoemde onroerende zaak een aanslag vastgoedbelasting 2013 opgelegd.
1.5
Belanghebbende is op 26 mei 2014 in bezwaar gekomen tegen deze aanslag.
1.6
De Inspecteur heeft op 26 juni 2014 uitspraak op dit bezwaarschrift gedaan.
1.7
Belanghebbende is op 22 juli 2014 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.8
De Inspecteur heeft in alle zaken een vertoogschrift ingediend.
1.9
Ter zitting van 30 maart 2015 te Kralendijk zijn verschenen belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], [B] en [C]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [D] en [E].

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is een voetbalvereniging, opgericht dd-mm-jj en gevestigd te Bonaire.
2.2
De vereniging is in het bezit van een perceel grond van 2.390 m2, waarvan 263 m2 bebouwd met een clubhuis/kantine.
2.3
Met betrekking tot deze onroerende zaak heeft belanghebbende een waardebeschikking ontvangen waarbij de waarde van de opstal is vastgesteld op $ 306.000,-; na bezwaar is de waarde verlaagd naar $ 150.000,-.

3.Geschil

Tussen partijen is, na de behandeling ter zitting, nog uitsluitend in geschil het antwoord op de volgende vragen:
Is belanghebbende, zijnde een voetbalvereniging, belastingplichtig voor de vastgoedbelasting?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft belanghebbende dan recht op de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES?
Indien er geen recht op een vrijstelling bestaat, moet de aanslag dan op nihil worden gesteld omdat belanghebbende geen opbrengst van de onroerende zaak heeft?

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende is van mening dat het niet de bedoeling van de wetgever is om sportverenigingen als belastingplichtig voor de vastgoedbelasting aan te merken. Indien er geen vrijstelling voor sportverenigingen geldt, is belanghebbende van mening dat de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES zou moeten gelden. De aanslag moet naar nihil worden teruggebracht omdat belanghebbende geen opbrengst geniet.
4.2
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende belastingplichtig voor de vastgoedbelasting is en als genothebbende van de onder 1.1 genoemde onroerende zaak terecht aanslagen vastgoedbelasting heeft ontvangen. De vastgoedbelasting is een forfaitaire heffing, waarbij de werkelijke opbrengst niet relevant is.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
De Raad stelt vast dat belanghebbende voor wat betreft de jaren 2011 en 2012 niet tijdig in beroep tegen de uitspraken op bezwaar is gekomen; de beroepen tegen die aanslagen zijn niet-ontvankelijk.
5.2
Nu belanghebbende aan het begin van het kalenderjaar het genot van een onroerende zaak had, is zij op grond van artikel 4.2 Belastingwet BES belastingplichtig voor de vastgoedbelasting. Artikel 4.2 Belastingwet BES kent geen subjectieve vrijstellingen, ook niet voor sportverenigingen.
5.3
De onroerende zaak van belanghebbende valt niet onder de in artikel 4.4 Belastingwet BES genoemde vrijstellingen; met name is er geen sprake van een eigen woning die belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat. Artikel 4.4 Belastingwet BES kent geen vrijstelling voor sportvelden, sportkantines of verenigingsgebouwen.
5.4
Gelet op artikel 4.10 Belastingwet BES kan het feit dat belanghebbende geen opbrengst uit de onroerende zaak geniet haar niet baten; de vastgoedbelasting kent een forfaitaire opbrengst waarbij een vast percentage van de waarde van de onroerende zaak als belastbaar voordeel wordt gehanteerd.
5.5
Het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur zodat beslist moet worden als hierna vermeld.
Beslissing
De Raad verklaart de beroepen tegen de aanslagen vastgoedbelasting 2011 en 2012 niet ontvankelijk en het beroep tegen de aanslag vastgoedbelasting 2013 ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 12 juni 2015 door mrs. S. Verheijen, G.J. van Muijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015.