ECLI:NL:ORBBACM:2015:15

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
2012/55174
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van kosten voor golfabonnement en verteer door directeur-grootaandeelhouder

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 januari 2015 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van kosten die een directeur-grootaandeelhouder (dga) heeft gemaakt voor een golfabonnement en bijbehorende kosten. De belanghebbende, X N.V., had een aanslag winstbelasting ontvangen over het jaar 2006 en had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag. De Inspecteur der Belastingen handhaafde de aanslag in de uitspraak op bezwaar van 28 februari 2012, waarna belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de zitting op 11 november 2014 werd het standpunt van de belanghebbende toegelicht, waarbij werd gesteld dat de kosten voor het golfabonnement en de verteer als representatiekosten moesten worden aangemerkt en voor 80% aftrekbaar zouden zijn. De belanghebbende voerde aan dat het lidmaatschap zakelijke redenen had, omdat er netwerken tot stand kwamen op de golfbaan. De Inspecteur daarentegen betoogde dat het privé-element van de dga het zakelijke element overheerste en dat de kosten derhalve niet als zakelijke kosten konden worden aangemerkt.

De Raad oordeelde dat de uitgaven voor de golfbeoefening in het algemeen tot de privésfeer behoren en dat het persoonlijke element in deze zaak zozeer overheerst dat de kosten niet als zakelijke kosten van belanghebbende konden worden aangemerkt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de belanghebbende onvoldoende gegevens had verstrekt om te onderbouwen dat er sprake was van gelijke gevallen. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Inspecteur.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2015, nr. 2012/55174
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
X N.V. te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde mr. Y,
tegen
de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is een aanslag winstbelasting opgelegd over het jaar 2006.
1.2
Belanghebbende is op 16 november 2010 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. De Inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar van 28 februari 2012 de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 25 april 2012 in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 11 november 2014 te Willemstad zijn verschenen de gemachtigde en namens de Inspecteur mr. A.
1.6
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende bezit alle aandelen in en vormt een fiscale eenheid voor de winstbelasting met Bouwbedrijf Z N.V. (de dochter). Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door Z (de dga).
2.3
De activiteiten van de fiscale eenheid bestaan uit het beleggen van gelden en de exploitatie van een bouwonderneming.
2.4
De dga is lid van de Curaçaose Golf. Belanghebbende heeft in 2006 NAf 6.777 kosten die verband hielden met dat lidmaatschap – de kosten van het bedrijfslidmaatschap en kosten van verteer - ten laste van de winst gebracht. De inspecteur heeft de aftrek daarvan geweigerd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de kosten voor de golf representatiekosten zijn en als zodanig voor 80% aftrekbaar zijn van de winst van belanghebbende (artikel 6, tweede lid, onderdeel k Landsverordening op de winstbelasting 1940, tekst 2006).
4. De standpunten van partijen
4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende meent dat sprake is van kosten van representatie omdat belanghebbende zich om zakelijke redenen op de golfbaan begeeft waar enkele zakelijk netwerken tot stand zijn gekomen. Subsidiair stel belanghebbende dat het gelijkheidsbeginsel ertoe noopt de aftrek te accepteren omdat een groot aantal belastingplichtigen soortgelijke kosten al decennia van de belastingdienst als zakelijk mag aanmerken.
4.3
De inspecteur stelt dat het privé-element van de dga het zakelijke element van belanghebbende overheerst en dat sprake is van privé-uitgaven voor de dga. De inspecteur ontkent dat de belastingdienst het beleid zou hanteren om dergelijke kosten te accepteren.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
De Raad is van oordeel dat de beoefening van een sport en het lidmaatschap van een sportvereniging in het algemeen tot de privésfeer behoren. De Raad is van oordeel dat ook bij de onderhavige uitgaven voor de golfbeoefening het persoonlijke element zozeer overheerst, dat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als zakelijke kosten van belanghebbende maar dat de kosten zijn gemaakt voor de bevrediging van persoonlijke behoeften van de dga. De kosten zijn niet aftrekbaar.
5.2
Belanghebbende heeft zich ook beroepen op het gelijkheidsbeginsel en gesteld dat in andere, haar bekende gevallen wel aftrek van dit soort kosten is toegestaan. Belanghebbende heeft over die andere gevallen onvoldoende gegevens verstrekt om te kunnen beoordelen of sprake is van gelijke gevallen. De bewijslast dat sprake is van gelijke gevallen rust op belanghebbende en zij heeft daaraan niet voldaan. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt afgewezen.
5.3
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. S. Verheijen, voorzitter, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. B. Jussen en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015.