ECLI:NL:ORBBACM:2015:13
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- S. Verheijen
- T. Groeneveld
- A. Beukers-van Dooren
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar over retributieheffing
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen X N.V., vertegenwoordigd door gemachtigde A, en de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie van Sint Maarten. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een retributieheffing van NAf 312,50 voor het verlenen van een vergunning aan A om op te treden als directeur van de onderneming. De Minister heeft echter geen uitspraak op het bezwaar gedaan, wat heeft geleid tot een fictieve weigering. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze fictieve weigering.
De Raad heeft geoordeeld dat er geen beroep openstaat tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, omdat de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) niet van toepassing is verklaard op de Precariorechten- en Retributieverordening 1994. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft ook vastgesteld dat de Minister niet verplicht is om uitspraak te doen op het bezwaar, aangezien de Verordening geen rechtsbasis biedt voor een beroep tegen de fictieve weigering. De Raad heeft zich onbevoegd verklaard om de Minister op te dragen uitspraak te doen op bezwaar, en heeft het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de retributieheffing.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de wetgever om een regeling te treffen voor situaties waarin de ALL niet van toepassing is, en bevestigt dat de Raad niet de bevoegdheid heeft om de Minister te dwingen tot het doen van uitspraak op bezwaar. De beslissing is genomen in raadkamer door de rechters S. Verheijen, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2015.