ECLI:NL:ORBBACM:2013:19

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
2011/49844
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek van buitengewone lasten in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 september 2013 uitspraak gedaan over de aftrek van buitengewone lasten door belanghebbende. De zaak betreft een aanslag premie AVBZ die op 29 oktober 2010 aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2009, met een premie-inkomen van NAf. 43.544,00. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, waarna de Inspecteur de aanslag gedeeltelijk heeft herzien. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan tegen de uitspraak van de Inspecteur.

Tijdens de zitting op 17 mei 2013 heeft belanghebbende, vergezeld van haar moeder en zuster, haar standpunt toegelicht. Belanghebbende stelde dat zij haar moeder en zus financieel ondersteunde, omdat beiden niet in hun eigen levensonderhoud konden voorzien. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat belanghebbende geen betalingsbewijzen had overgelegd en dat de echtgenoot van de moeder van belanghebbende in staat was om bij te dragen aan hun levensonderhoud.

De Raad heeft vastgesteld dat de moeder van belanghebbende in 2009 slechts een pensioenuitkering ontving en dat zij leed aan gezondheidsproblemen. De zus van belanghebbende was student en had ook geen eigen inkomsten. De Raad oordeelde dat belanghebbende recht had op aftrek van buitengewone lasten, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat zij haar moeder en zus financieel ondersteunde. De Raad heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf. 39.511,00, en de beschikking van de Inspecteur vernietigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 september 2013, nr. 2011/49844
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur]

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 29 oktober 2010 een aanslag premie AVBZ opgelegd voor het jaar
2009 naar een premie-inkomen van NAf. 43.544,00 met vermelding van een bedrag aan verschuldigde premie AVBZ van NAf. 870,00.
1.2
Belanghebbende is op 30 oktober 2010 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 13 mei 2011 is de Inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende tegemoet gekomen en heeft hij het premie-inkomen nader vastgesteld op NAf. 41.541,00.
1.3
Belanghebbende is op 6 juli 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 17 mei 2013 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van haar moeder en zuster, en namens de Inspecteur mw. [A].

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
De moeder van belanghebbende leefde sinds het jaar 2005 gescheiden van haar echtgenoot aan [adres]. De echtgenoot van de moeder van belanghebbende woonde tot zijn overlijden op 25 oktober 2012 op het [adres].
2.2
De echtgenoot van de moeder van belanghebbende heeft in het onderhavige jaar niet bijgedragen in het levensonderhoud van zijn echtgenote en evenmin bijgedragen in de kosten van levensonderhoud van de zus van belanghebbende.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van buitengewone lasten als bedoeld in artikel 16A lid 1 onderdeel c jo. leden 2 en 4 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), tot een bedrag van NAf 2.030,00.
4.
De standpunten van partijen
4.1
Belanghebbende stelt dat zij, thans en in 2009, haar moeder met NAf. 500,00 en haar zuster met NAf. 250,00 per maand ondersteunt tot voorziening in hun noodzakelijk levensonderhoud omdat beiden niet bij machte zijn en waren zelf de noodzakelijke inkomsten te verwerven en dat zij daarom recht op aftrek van buitengewone las ten heeft ten bedrage van NAf. 2030,00.
4.2
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat, omdat belanghebbende geen betalingsbewijzen heeft overgelegd, zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de betreffende uitgaven heeft gedaan, terwijl evenmin aannemelijk is gemaakt dat de ondersteunden niet bij machte waren om zelf inkomsten te verwerven.
Tevens is de Inspecteur van mening dat de echtgenoot van de moeder van belanghebbende in het onderhavige jaar een zodanig ruim inkomen genoot dat hij zijn echtgenote en zijn dochter had kunnen ondersteunen.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Vaststaat dat de moeder van belanghebbende in het jaar 2009 uitsluitend een pensioenuitkering van NAf. 86,00 per maand genoot en dat zij leed (en lijdt) aan suikerziekte en `hoge bloeddruk'. Het inkomen van de zus van belanghebbende bestond in 2009 uit een basisstudiebeurs in verband met haar studie aan de Akademia Pedagogia.
5.2
De Raad hecht geloof aan de verklaringen van belanghebbende ter zitting dat zij haar moeder maandelijks met NAf. 500,00 en haar zuster maandelijks met NAf. 250,00 ondersteunde.
5.3
Naar het oordeel van de Raad was de moeder van belanghebbende, gelet op haar leeftijd en gezondheidssituatie, niet bij machte om zelf inkomsten te verwerven; de zus van belanghebbende was, gelet op haar studie, evenmin in staat om inkomsten te verwerven. Gelet op het eigen inkomen van de ondersteunden dat, naar aannemelijk is te achten, onvoldoende was om te voorzien in de noodzakelijke kosten van hun levensonderhoud, alsmede op de omstandigheid dat belanghebbende zich redelijkerwijs gedrongen kon voelen om tot de genoemde bedragen aan die kosten bij te dragen, heeft belanghebbende voor de door haar aan haar moeder en haar zuster betaalde bedragen recht op aftrek als buitengewone lasten zoals bedoeld in artikel 16A, lid 1 onderdeel c van de LIB; na aftrek van de drempel ad NAf. 3.062,00 en met inachtneming van het wettelijke maximum resteert een aftrekbaar bedrag ad NAf. 2.030,00. Hieraan doet niet of dat de echtgenoot van de moeder van belanghebbende wellicht (ook) in staat zou zijn geweest om zijn echtgenote en zijn dochter financieel te ondersteunen, nu vaststaat dat hij dit niet heeft gedaan.
5.4
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is en dat de aanslag dient te worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van (NAf. 41.541,00 minus NM. 2.030,00 is) NM 39.511,00. De Inspecteur heeft ter zitting toegezegd de aanslagen inkomstenbelasting en AOV overeenkomstig de uitkomst van de procedure AVBZ te zullen vaststellen.
6. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag premie AVBZ tot een naar een premie-inkomen van NAf. 39.511,00.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. NI.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2013.