In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 juli 2013 uitspraak gedaan over de bezwaarschriften van belanghebbende tegen definitieve aanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2000 tot en met 2004. De belanghebbende had op verschillende data definitieve aanslagen ontvangen, met bedragen variërend van Afl. 17.457,00 tot Afl. 91.080,00. De bezwaarschriften tegen de aanslagen voor de jaren 2000 tot en met 2002 werden ingediend op 17 augustus 2004, terwijl de bezwaarschriften voor de jaren 2003 en 2004 op 30 augustus 2011 werden ingediend. De Inspecteur handhaafde de aanslagen, met uitzondering van de aanslag voor het jaar 2002, die eerder was verminderd.
Belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur. De Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften aan de hand van de Algemene landsverordening belastingen (ALL). Artikel 17, eerste lid, van de ALL stelt dat bezwaarschriften binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet moeten worden ingediend. De Raad concludeerde dat de bezwaarschriften van belanghebbende niet binnen deze termijn waren ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk werden verklaard.
De Raad overwoog dat niet gebleken was van omstandigheden die erop wezen dat belanghebbende niet in verzuim was. De overschrijding van de bezwaartermijn werd niet als verschoonbaar beschouwd. Gelet op deze overwegingen verklaarde de Raad het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Inspecteur.