Belanghebbende stelt bij verweer primair dat de aftrekbaarheid van de alimentatieverplichting rechtstreeks voortvloeit uit artikel 16, lid 1, onderdeel a, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB 1943). Deze bepaling verwijst naar artikel 7 LIB 1943 waar de belastbaarheid van de periodieke uitkeringen bij de ontvangende partij wordt geregeld. Belanghebbende meent dat een vervanging van een periodieke uitkering door een afkoopsom op grond van een echtscheidingsconvenant fiscaal op dezelfde wijze behoort te worden behandeld als-de periodieke uitkering zelf.
Subsidiair doet belanghebbende een beroep op een redelijke wetstoepassing. Hij meent dat - nu niet sprake is van een misbruiksituatie - (economische) dubbele belastingheffing moet worden voorkomen. Aangezien de alimentatiebetaling belastbaar is bij de gewezen echtgenote van belanghebbende, zou deze betaling aftrekbaar moeten zijn voor belanghebbende.
Meer subsidiair meent belanghebbende dat de alimentatiebetaling op grond van het vertrouwensbeginsel aftrekbaar is. Volgens belanghebbende is er sprake (geweest) van beleid van de Belastingdienst om afkoopsommen van alimentatie in aftrek toe te laten. Ter onderbouwing van zijn standpunt verzoekt belanghebbende om een aantal door hem genoemde, voormalige belastingambtenaren als getuige-deskundigen te raadplegen.
Nog meer subsidiair beroept belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende is bekend met een geval waarin de Belastingdienst uitdrukkelijk heeft ingestemd met de aftrekbaarheid van de afkoopsom.
Meest subsidiair betoogt belanghebbende dat de gedane betalingen niet kwalificeren als afkoopsom, maar als periodieke uitkering als bedoeld in artikel 16 LIB 1943. De overeengekomen maandelijkse uitkering is contant gemaakt en blijkens de betalingsbewijzen verspreid over meer dan een transactie aan zijn gewezen echtgenote ter beschikking gesteld.
Uiterst subsidiair stelt belanghebbende dat de Inspecteur in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld.
De Inspecteur meent dat de afkoopsom voor alimentatie niet aftrekbaar is als persoonlijke last in de zin van artikel 16 LIB 1943, omdat niet sprake is van een periodieke uitkering en verstrekking als bedoeld in artikel 7 LIB 1943. De Inspecteur wijst er op dat artikel 45, lid 1, onderdeel h, van de (Nederlandse) Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964) de afkoopsom ter zake van de verplichting tot het doen van periodieke uitkeringen aan de gewezen echtgenoot specifiek aanmerkte als persoonlijke lasten. Nu in de LIB 1943 een dergelijke bepaling ontbreekt, is de afkoopsom - anders dan in Nederland het geval was - met aftrekbaar, aldus de Inspecteur.