Uitspraak: 9 oktober 2008
Zaaknr. RvBAz 2008/28
RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN
[ambtenaar]
wonende te Curaçao,
oorspronkelijk klaagster,
thans appellante,
procederend in persoon,
HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED CURAÇAO,
zetelend te Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde mr. W.A.M. Hu-A-Ng.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Bij een op 4 oktober 2007 ter griffie van het Gerecht in Ambtenaren zaken (het Gerecht) ingekomen bezwaarschrift heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de beslissing van geïntimeerde van 29 augustus 2007.
1.2 Het Gerecht heeft het bezwaarschrift bij uitspraak van 1 april 2008 ongegrond verklaard. Hiertegen is door appellante beroep ingesteld bij beroepschrift ingekomen ter griffie van het Gerecht op 29 april 2008.
1.3 Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op 28 augustus 2008. Appellante is verschenen in persoon. Geïntimeerde is verschenen bij gemachtigde.
Niet in geschil is dat appellante, die ambtenaar is, is ingeschaald in schaal 11 en over de jaren 2002 tot en met 2005 elk jaar een toelage heeft ontvangen in verband met overwerk. De hoogte daarvan hing samen met het aantal uren overwerk.
Naar is gesteld heeft appellante in de periode van 28 januari 2006 tot en met november 2006 iets meer dan 1000 uren overwerk verricht. Het hoofd van haar afdeling heeft bij memorandum van 20 november 2006 voorgesteld haar een eenmalige vergoeding toe te kennen en deze naar evenredigheid met eerder in deze gevallen genomen beslissingen te bepalen op vijf en een halve maand bezoldiging.
Bij de in bezwaar bestreden beschikking heeft geïntimeerde aan [appellante] een eenmalige vergoeding toegekend van Naf. 5845,66.
Ingevolge het negende lid van artikel 27 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) wordt geen beloning voor overwerk berekend per uur toegekend aan de ambtenaren die een betrekking bekleden die hoger wordt bezoldigd dan volgens schaal 9 van het “Bezoldingsbesluit 1998” of volgens daarmede in andere organieke regelingen der bezoldigingen voorkomende overeenkomstige bezoldigingsschalen. Aan deze ambtenaren kan in bijzondere gevallen een vergoeding in geld of gratificatie worden toegekend, voor wat betreft de maximale hoogte van het bedrag van een zodanige vergoeding of gratificatie met inachtneming van het bij of krachtens artikel 75 bepaalde.
Ingevolge het derde lid van artikel 75 van de LMA bedraagt de gratificatie per kalenderjaar niet meer dan een bedrag vast te stellen bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen voor ambtenaren in dienst van een eilandgebied.
Ingevolge artikel 11 van de Bezoldigingsregeling Curaçao 1998 bedraagt de gratificatie bedoeld in artikel 75 van de landsverordening ten hoogste acht en een derde procent van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, berekend over een jaar.
In Circulaire 98/7571, uitgebracht op 18 juli 2001, is expliciet vermeld dat voor ambtenaren in de schalen 10 en hoger geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend.
Bij circulaire 2006/58283 van 16 maart 2007 heeft geïntimeerde bekend gemaakt dat is besloten dat ambtenaren in de schalen 10 of hoger, die op grond van de LMA niet in aanmerking komen voor overwerkvergoeding, in aanmerking te laten komen voor een overwerkvergoeding in de vorm van een gratificatie met dien verstande dat de gratificatie op jaarbasis de 8 1/3% van het jaarsalaris (1 maandsalaris) niet te boven zal gaan.
Naar het oordeel van de Raad vloeit uit artikel 27 van de LMA rechtstreeks voort dat een ambtenaar als appellante, die is ingeschaald in schaal 10, geen aanspraak heeft op een overwerkvergoeding berekend per uur. Aan de circulaires van 18 juli 2001 en 16 maart 2007, waarin dit nog eens is herhaald, komt in dit verband geen zelfstandig gewicht toe. Geïntimeerde stelt zich terecht op het standpunt dat toekenning van de door appellante gevraagde vergoeding strijd met de wet zou opleveren en niet slechts een afwijking van beide circulaires.
Ook indien bij een geschil slechts de belangen van het betrokken bestuursorgaan en de ambtenaar zijn betrokken, zal er slechts in bijzonder uitzonderlijke gevallen grond zijn voor het oordeel dat een strikte toepassing van de wet achterwege moet worden gelaten. Bij beantwoording van de vraag of er sprake is van een dergelijk geval is met name van belang of een dergelijke toepassing in belangrijke mate in strijd komt met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur.
Niet is door geïntimeerde betwist dat appellante gedurende de vier jaar voorafgaand aan het jaar waarop haar verzoek betrekking heeft, telkens een overwerkvergoeding heeft genoten met een min of meer gelijke omvang als die waar zij thans om heeft verzocht. Geïntimeerde heeft geen duidelijkheid kunnen geven over de reden waarom dit is gebeurd. Appellante heeft gesteld dat haar afdeling, die de betalingen van het eilandgebied verzorgd, onderbemand is en telkens aan het einde van de maand de verzoeken om wijzigingen van te betalen bedragen moet verwerken. Om die reden werkt de gehele afdeling in elk geval elke tweede helft van de maand structureel over. Met uitzondering van een collega van appellante, die inmiddels is gepensioneerd, is de gehele afdeling lager ingeschaald dan schaal 10, zodat de in artikel 27 LMA neergelegde beperking niet op de aan hen toegekende overwerkvergoeding van toepassing is, aldus appellante. De enige gelijk met appellante ingeschaalde collega heeft tot haar pensionering een geldelijke vergoeding voor overwerk gekregen, vergelijkbaar met de vergoeding die appellante gedurende de genoemde vier jaar heeft gekregen.
Naar het oordeel van de Raad kon geïntimeerde het verzoek van appellante niet los zien van de beslissing op de door haar eerder ingediende vier verzoeken om vergoeding van overwerk. Daarop is telkens positief beslist, en geïntimeerde heeft niet ontkend dat soortgelijke beslissingen zijn genomen ten aanzien van de overwerkvergoeding van de enige collega van appellante die net als zij in schaal 10 was ingeschaald. Dat toekenning van die vergoedingen in overwegende mate het gevolg is van een fout, is niet door geïntimeerde aannemelijk gemaakt. Gelet op de niet bestreden uitleg van appellante ter zitting van de Raad moet het er veeleer voor worden gehouden dat geïntimeerde haar en haar collega financieel heeft willen belonen in verband met de omvang van het door hen structureel verrichte overwerk, daar waar de lager ingeschaalde collega’s ook een overwerkvergoeding berekend per uur ontvingen. Voorts is niet aannemelijk geworden dat in het jaar waarop het verzoek betrekking heeft er sprake is geweest van wezenlijke veranderingen, bijvoorbeeld op het vlak van de als blijvend hoog aan te merken werkdruk op de afdeling waar appellante werkzaam is. Evenmin is gebleken dat aan het begin of gedurende de loop van dat jaar mededelingen zijn gedaan over de mogelijkheid om een overwerkvergoeding berekend naar gewerkte uren toe te kennen. De redenen om haar, in afwijking van de wettelijke regels, opnieuw voor een overwerkvergoeding ter grootte van het door haar gevraagde bedrag in aanmerking te brengen waren derhalve nog evenzeer aanwezig. Onder deze bijzondere omstandigheden vloeit naar het oordeel van de Raad uit het vertrouwensbeginsel voort dat geïntimeerde in dit geval de door appelante verzochte geldelijke overwerkvergoeding, zoals voorgesteld door haar meerdere, over het jaar 2006 niet kon weigeren.
Het beroep is daarom gegrond. De Raad zal de bestreden uitspraak vernietigen en het door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaren. Doende wat het Gerecht had behoren te doen zal de Raad de beschikking van het Bestuurscollege van 29 augustus 2007 nietig verklaren en geïntimeerde opdragen binnen drie maanden een nieuwe beschikking te geven op het verzoek van appellante, met inachtneming van het vorenstaande.
- vernietigt de in beroep bestreden uitspraak;
- verklaart geïntimeerdes beschikking van 29 augustus 2007 nietig;
- gelast geïntimeerde een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van het vorenstaande, binnen drie maanden na bekendmaking van deze uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter, A.R. Ramirez en mr. J. Sybesma, leden, en uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.