ECLI:NL:ORBANAA:2008:BK3799

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2008/3
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet nakomen van een eerdere uitspraak in ambtenarenrecht

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 21 oktober 2008, gaat het om een geschil tussen de Gouverneur van Aruba en een ambtenaar. De ambtenaar had bezwaar gemaakt tegen het niet nakomen van een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 2 april 2007, waarin was bepaald dat de Gouverneur binnen drie maanden een nieuwe beschikking moest nemen die vergelijkbaar was met een salarisverhoging van twee periodieken. De Gouverneur had echter nagelaten om aan deze uitspraak gevolg te geven, wat leidde tot de indiening van een bezwaarschrift door de ambtenaar op 2 oktober 2007.

Het Gerecht verklaarde het bezwaar gegrond op 5 december 2007, maar de Gouverneur ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 8 september 2008 werd het beroep behandeld. De Raad oordeelde dat de Gouverneur niet de Minister van Justitie als verwerend orgaan had moeten aanmerken, aangezien hij zelf was veroordeeld in de eerdere uitspraak. De Raad bevestigde dat de Gouverneur geen rechtsmiddelen had aangewend tegen de uitspraak van 2 april 2007, waardoor deze formele rechtskracht had gekregen en niet meer in rechte kon worden aangetast.

De Raad van Beroep concludeerde dat de Gouverneur de in de eerdere uitspraak uitgesproken veroordeling niet had nageleefd en dat de ambtenaar recht had op de schadevergoeding die door het Gerecht was toegekend. Het beroep van de Gouverneur werd ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde de bestreden uitspraak van het Gerecht.

Uitspraak

Uitspraak: 21 oktober 2008
Zaaknr. RvBAz 2008/3
RAAD VAN BEROEP IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA
zetelend te Aruba
oorspronkelijk verweerder,
thans appellant,
gemachtigde mr. J.L.M.C. Marsman,
tegen:
[ambtenaar].
wonend te Aruba,
oorspronkelijk klager,
thans geïntimeerde,
gemachtigde mr. D.G. Kock.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Bij een op 2 oktober 2007 bij het Gerecht in Ambtenarenzaken (het Gerecht) ingekomen bezwaarschrift heeft geïntimeerde bezwaar gemaakt tegen het niet nakomen van de uitspraak van het Gerecht van 2 april 2007.
1.2 Het Gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard bij uitspraak van 5 december 2007.
1.3 Hiertegen is door appellant beroep ingesteld bij beroepschrift ingekomen ter griffie van het Gerecht op 4 januari 2008. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
1.4 Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad in Aruba van 8 september 2008. Appellant is verschenen bij gemachtigde. Geïntimeerde is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. Beoordeling.
Bij de onder 1.1. genoemde uitspraak van 2 april 2007 heeft het Gerecht de bij het bezwaar aangevallen beschikking vernietigd en bepaald dat appellant binnen drie maanden een nieuwe beschikking dient te nemen waarbij een structurele beloning aan geïntimeerde zal moeten worden gegeven die vergelijkbaar is met een salarisverhoging van twee periodieken. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze uitspraak. In het bezwaarschrift van 2 oktober 2007 klaagt geïntimeerde erover dat deze uitspraak niet is uitgevoerd.
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het Gerecht indien aan een door het Gerecht uitgesproken veroordeling, in zover zij niet op geld luidt, niet of niet volledig gevolg gegeven wordt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel, veroordeelt het Gerecht het betrokken lichaam tot vergoeding indien het bezwaar gegrond wordt bevonden. Het Gerecht stelt daarbij, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding vast.
Appellant klaagt er in de eerste plaats over dat het Gerecht niet de Gouverneur maar de Minister van Justitie als verwerend orgaan had moeten aanmerken. Nu de Gouverneur bij de uitspraak van 2 april 2007 is veroordeeld, heeft het Gerecht hem naar het oordeel van de Raad in de thans bestreden uitspraak terecht aangemerkt als verweerder.
Appellant klaagt er verder over dat het Gerecht heeft miskend dat na het geven van de uitspraak van 2 april 2007 bij schrijven van 31 oktober 2007 alsnog een beschikking is gegeven. De Raad stelt vast dat in dat schrijven uitdrukkelijk is vermeld dat aan die uitspraak geen gevolg kan worden gegeven. Geïntimeerde heeft alleen al daarom nog steeds belang bij beoordeling van zijn op 2 oktober 2007 ingediende bezwaarschrift.
Hetgeen door appellant voorts is aangevoerd heeft het karakter van beroepsgronden. Appellant heeft echter nagelaten beroep in te stellen tegen de uitspraak van 2 april 2007 zodat die formele rechtskracht heeft gekregen en niet meer in rechte aantastbaar is. Aan de in die uitspraak uitgesproken veroordeling dient derhalve gevolg te worden gegeven.
Het Gerecht heeft in de bestreden uitspraak terecht vastgesteld dat dat niet is gebeurd en heeft geïntimeerde derhalve terecht de in die uitspraak genoemde schadevergoeding toegekend. Het beroep is daarom ongegrond. Hetgeen in de in die uitspraak opgenomen overweging ten overvloede is overwogen ondersteunt niet het daarin gegeven rechtsoordeel en behoeft daarom geen nadere bespreking.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
- bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter, mr. E.M.D. Angela en mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.