ECLI:NL:ORBANAA:2008:BK1318

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
2 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2006/77
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioengrondslag en toelagen bij ambtenaren in Aruba

In deze zaak, die voor de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken is behandeld, gaat het om de vaststelling van de pensioengrondslag van een appellant die werkzaam was als hoofd van het Gevangeniswezen en het Huis van Bewaring in Aruba. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 27 juni 2006, waarbij zijn pensioengrondslag werd vastgesteld zonder rekening te houden met de persoonlijke en tijdelijke toelagen die hij genoot ten tijde van zijn pensionering. De Raad heeft op 2 juni 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere beslissing van het Gerecht in ambtenarenzaken werd bevestigd.

De appellant stelde dat de hem toegekende toelagen, die waren bedoeld als overbrugging naar een herinschaling, als bezoldiging moesten worden beschouwd en dus bij de pensioengrondslag betrokken dienden te worden. De Raad oordeelde echter dat volgens artikel 6 van de Pensioenlandsverordening landsdienaren (PLD) alleen de wijze van beloning relevant is voor de pensioengrondslag, en niet de materiële betekenis van de toelagen. De Raad concludeerde dat er geen wettelijke basis was om de toelagen bij de berekening van de pensioengrondslag te betrekken.

De Raad benadrukte dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die zouden rechtvaardigen dat in dit geval van de PLD werd afgeweken. De uitspraak bevestigde dat de 25%-toelage en de persoonlijke toelage van appellant niet konden worden meegenomen in de berekening van zijn pensioengrondslag, en dat de eerdere uitspraak van het Gerecht in ambtenarenzaken terecht was geweest. De Raad van Beroep bevestigde de bestreden uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak: 2 juni 2008
Zaaknr: RvBAz 2006/77
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
[ambtenaar]
wonende te Aruba,
oorspronkelijk klager, thans appellant,
gemachtigde: mr. P.A.P.J. van der Sloot,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA
zetelend te Aruba,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Op 6 oktober 2006 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht in ambtenarenzaken (verder te noemen het Gerecht) tegen het Landsbesluit van 27 juni 2006, no. 10. Bij uitspraak van 13 december 2006 heeft het Gerecht het bezwaar ongegrond verklaard.
Hiertegen is namens appellant hoger beroep ingesteld bij schrijven, ter griffie ingekomen op 10 januari 2007. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad in Aruba op 21 april 2008, waar appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. Feiten.
Appellant is bij Landsbesluit van 13 oktober 1987 aangesteld als hoofd van het Gevangeniswezen en het Huis van Bewaring in schaal 13. Vooruitlopend op de herwaardering van deze functie is hem bij Landsbesluit van 1 oktober 1999 een persoonlijke toelage toegekend tot het bezoldigingsbedrag in schaal 14. Daarnaast is hem een tijdelijke toelage van 25% toegekend op de bezoldiging en persoonlijke toelage, vooruitlopend op de herziening van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.
Bij Landsbesluit van 24 juli 2000 no. 3 is appellant onder meer overgeplaatst naar het secretariaat van de Ministerraad en benoemd in de rang van administrateur, onder behoud van de door hem genoten bezoldiging, pensioengrondslag conform hoofdschaal 13 van de bezoldigingsregeling Aruba 1986. Daarbij is hem laatstelijk een persoonlijke toelage ter grootte van het verschil tussen de bezoldigingsbedragen in de schalen 13 en 14 toegekend alsmede een tijdelijke toelage naar reden van 25% van het bezoldigingsbedrag in hoofdschaal 14 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.
Aan appellant is bij Landsbesluit van 13 februari 2006, no. 42 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ontslag verleend. Bij het bestreden Landsbesluit is hem een pensioen toegekend naar reden van Afl. 53.016,-= per jaar, welk bedrag blijkens de bij dat besluit behorende toelichting is gebaseerd op een pensioengrondslag conform schaal 13, dienstjaar 1.
3. Overwegingen
In artikel 6 van de Pensioenlandsverordening landsdienaren (PLD) is bepaald dat de door de ambtenaar bovenop zijn salaris genoten toelagen niet bij de vaststelling van de pensioengrondslag kunnen worden betrokken.
Appellant klaagt erover dat geïntimeerde bij het nemen van het in bezwaar bestreden Landsbesluit niet heeft onderkend dat de hem toegekende persoonlijke toelage ter overbrugging van het verschil tussen schaal 13 en schaal 14 in materieel opzicht onderdeel uitmaakt van zijn bezoldiging. Hij wijst er daarbij op dat deze toelage hem is toegekend naar aanleiding van een uitspraak van de Raad waarin hem een schadevergoeding is toegekend gelijk het verschil tussen de bezoldiging in schaal 13 en de bezoldiging die hij zou hebben genoten als hij was gehandhaafd in zijn functie van hoofd van het huis van bewaring. Deze functie is gewaardeerd op schaal 14 en het huidige hoofd wordt ook volgens die schaal bezoldigd.
Artikel 6 PLD verzet zich er naar het oordeel van de Raad tegen om de door appellant genoten persoonlijke toelage bij de berekening van zijn pensioengrondslag te betrekken, ook indien rekening wordt gehouden met zijn betoog met betrekking tot de grond voor toekenning van zijn persoonlijke toelage. Doorslaggevend is, gelet op deze bepaling, slechts de wijze waarop een financiële beloning wordt toegekend en niet de -door appellant aan die beloning toegekende- materiële betekenis daarvan. Om diezelfde reden komt geen gewicht toe aan het feit dat de 25%-toelage aan appellant is toegekend in afwachting van de definitieve inschaling van de aanvankelijk door hem vervulde functie en in afwachting van de herziening van de bezoldigingsregeling Aruba 1986.
Er is geen andere wettelijke bepaling aan te wijzen op grond waarvan de beide toelagen van appellant -zijn persoonlijke toelage en zijn 25%-toelage- in afwijking van het in de PLD bepaalde, wel bij de berekening van appellants pensioengrondslag kunnen worden betrokken. Een basis voor toekenning van pensioen over de door appellant genoten toelagen ontbreekt derhalve.
Niet is gebleken dat geïntimeerde in gevallen waarin de pensioengrondslag wordt vastgesteld van een ambtenaar die een 25%-toelage heeft genoten, in een zodanige mate afwijkt van het in de PLD bepaalde dat in het geval van appellant niet aan het daarin bepaalde zou kunnen worden vastgehouden. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden is geïntimeerde gehouden om op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van de wet af te wijken. Daarvan zou sprake kunnen zijn indien in vergelijkbare gevallen stelselmatig daarvan wordt afgeweken. Dat geïntimeerde dat heeft gedaan in andere gevallen dan de vijf in het Landsbesluit houdende algemene maatregelen ambtelijke pensioengrondslag geregelde gevallen, is niet aannemelijk geworden. Integendeel, ambtshalve is de Raad bekend dat in andere gevallen de 25%-toelage niet bij vaststelling van de pensioengrondslag is betrokken. Geïntimeerde kon dus weigeren de door appellant ontvangen 25%-toelage bij vaststelling van de pensioengrondslag te betrekken.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Beslissing
De Raad van Beroep:
- bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter en mr. E.M.D. Angela en mr. J. Sybesma, leden, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.