ECLI:NL:ORBANAA:2007:BK2996
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- A.R. Ramirez
- J.P. de Haan
- Rechtspraak.nl
Weigering van bevordering van een ambtenaar en de terughoudende toetsing door de Raad
In deze zaak gaat het om de weigering van een ambtenaar, appellante, om bevorderd te worden. Appellante diende op 6 juli 2004 een verzoek om bevordering in, welke door de Minister van Justitie op 29 september 2004 werd afgewezen. Hierop heeft appellante bezwaar aangetekend bij de Gouverneur en later bij het Gerecht in ambtenarenzaken, dat op 30 november 2005 het bezwaar ongegrond verklaarde. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, dat op 7 december 2006 werd behandeld door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op Curaçao.
De Raad heeft vastgesteld dat het Gerecht de feiten correct heeft vastgesteld en dat de beoordeling van appellante niet positief was. De Raad benadrukt dat de weigering van bevordering terughoudend moet worden getoetst. De beoordelingsformulieren, waaruit blijkt dat appellante op belangrijke punten verbetering behoeft, kunnen in redelijkheid aan de weigering ten grondslag worden gelegd. Appellante voerde aan dat eerdere beoordelingen niet negatief waren en dat de kritiek op de organisatie niet op haarzelf betrekking had. De Raad oordeelt echter dat de Minister in redelijkheid tot de weigering van de bevordering heeft kunnen komen, gezien de overgelegde beoordelingsformulieren.
De Raad bevestigt dat de omstandigheden rondom de aanstelling van appellante en de verwachtingen die daarover zijn gewekt, geen grond vormen voor het oordeel dat zij recht had op bevordering. Ook het zogenaamde Hato-incident speelde geen rol bij de beslissing om haar bevordering te weigeren. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de Minister terecht heeft geweigerd om appellante te bevorderen.