ECLI:NL:ORBANAA:2007:BK1307

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2006/46
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek om bevordering van ambtenaar zonder vereiste opleiding

In deze zaak gaat het om een ambtenaar die een verzoek om bevordering heeft ingediend, maar niet voldoet aan de opleidingsvereisten die zijn vastgelegd in een Landsbesluit. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 1 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van het Gerecht in ambtenarenzaken. De appellant, die werkzaam is als kommies der belastingen tweede klasse, heeft zijn verzoek om bevordering tot hoofdcommies der belastingen ingediend, maar kan niet worden bevorderd omdat hij de vereiste opleiding niet heeft voltooid. De Raad benadrukt dat het diplomavereiste is vastgelegd in een Landsbesluit en niet in een beleidsregel, waardoor er geen ruimte is voor afwijkingen onder bijzondere omstandigheden.

De appellant had eerder een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen om zijn verzoek in te willigen. Het Gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 18 januari 2007 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de appellant als de vertegenwoordiger van de Gouverneur aanwezig waren. De Raad concludeert dat de situatie van de appellant niet vergelijkbaar is met die van een collega, die wel de vereiste opleiding heeft afgerond en daarom wel in aanmerking kwam voor bevordering.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en stelt dat de appellant niet in aanmerking kan komen voor bevordering, omdat hij niet voldoet aan de opleidingsvereisten die zijn vastgelegd in het Bezoldigingslandsbesluit. De Raad wijst erop dat het gelijkheidsbeginsel in dit geval niet kan leiden tot afwijking van de vastgestelde regels, aangezien er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn aangetoond die dit rechtvaardigen. De uitspraak van de Raad van Beroep bevestigt de beslissing van het Gerecht en de appellant blijft op zijn huidige functie zonder bevordering.

Uitspraak

Uitspraak: 1 maart 2007
Zaaknr: RvBAz 2006/46
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
[ambtenaar]
wonende te Curaçao,
oorspronkelijk klager, thans appellant,
gemachtigde mr. R.P. Koeijers.
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zetelend te Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Op 25 april 2006 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht in ambtenarenzaken (verder te noemen het Gerecht) tegen de weigering te beschikken op zijn verzoek van 2 maart 2006. Het Gerecht heeft het bezwaar ongegrond verklaard bij uitspraak van 21 september 2006.
1.2. Hiertegen is namens appellant hoger beroep ingesteld bij schrijven, ter griffie ingekomen op 20 oktober 2006. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op Curaçao op 18 januari 2007, waar appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Beoordeling.
Ingevolge artikel 3, eerste lid van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 wordt de bezoldigingschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar is belast. Ingevolge het derde lid van dit besluit worden aard en niveau van de functie bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functie niveau-karakteristieken, welke deel uitmaken van bij Landsbesluit vast te stellen functiewaarderingssystemen.
Indien aan deze bepalingen nog geen uitvoering is gegeven, wordt de bezoldigingschaal ingevolgen artikel 14 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 vastgesteld aan de hand van het Bezoldigingslandsbesluit 1971.
Ingevolge bijlage C bij het Bezoldigingslandsbesluit 1971 geldt voor benoeming tot hoofdcommies der belastingen (schaal 7) onder meer het vereiste dat de betrokken ambtenaar het vakexamen voor benoembaarheid tot hoofdcommies der belastingen deel twee met gunstig gevolg heeft afgelegd.
Appellant is per 1 juni 1989 bevorderd tot de rang van kommies der belastingen tweede klasse, nadat hij de daarvoor benodigde douaneopleiding met succes had gevolgd. Hij is ingedeeld bij het douane actie team dat bestaat uit ambtenaren in de rang van kommies der belastingen tweede en kommies der belastingen eerste klasse. Appellant heeft verzocht om toekenning van een toelage of bevordering tot hoofdkommies, onder verwijzing naar de rechtspositie van zijn collega [X].
Het Gerecht heeft terecht geoordeeld dat de situatie van appellant niet vergelijkbaar is met die van [X], die volgens appellant dezelfde werkzaamheden verricht als hij. [X] is enige tijd verbonden geweest aan het douane actie team, waar appellant toen reeds werkzaam was. Vervolgens is [X], die anders dan appellant de opleiding commies der belastingen eerste klasse heeft voltooid, als douane-rechercheur tewerkgesteld, aan welke functie de rang van hoofdkommies is verbonden. In eerste instantie is [X] wegens waarneming van die functie een toelage toegekend. Nu appellant nimmer op de dezelfde wijze als [X] of op een vergelijkbare wijze de functie van douane-rechercheur heeft waargenomen, behoefde geïntimeerde hem niet in het genot te stellen van een toelage. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat appellant en [X] geheel dezelfde werkzaamheden hebben vervuld.
Evenmin behoefde appellant in aanmerking te worden gebracht voor een bevordering. De functie van douanerechercheur is sedert inwerkingtreding van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 nog niet beschreven en gewaardeerd. Het oude Bezoldigingslandsbesluit 1971 is derhalve nog van toepassing.
Ingevolge dat laatste besluit is aan de functie van douanerechercheur de rang van hoofdcommies der belastingen verbonden. Appellant beschikt niet over die voor de door hem gewenste bevordering vereiste opleiding. Dat vereiste is vastgelegd in een Landsbesluit en niet in een beleidsregel. Het gelijkheidsbeginsel kan er, behoudens uitzonderlijke gevallen, niet toe leiden dat verweerder van in een Landsbesluit neergelegde bepalingen dient af te afwijken. Dat er sprake is van een uitzonderlijk geval blijkt niet uit hetgeen door appellant is gesteld. Met name blijkt daaruit niet dat verweerder het bepaalde in dit Landsbesluit op grote schaal buiten toepassing laat.
De conclusie is dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
Bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter en A.R. Ramirez en mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.