ECLI:NL:ORBANAA:2007:BJ6423

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
21 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2006/45
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na dienstongeval en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak gaat het om een verzoek om schadevergoeding van een ambtenaar, die letsel heeft opgelopen als gevolg van een dienstongeval. De gemachtigde van de appellant heeft op 10 maart 2004 een verzoek tot schadevergoeding ingediend bij het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao. Dit verzoek werd afgewezen bij beschikking van 4 februari 2005. De appellant heeft hiertegen op 15 april 2005 een bezwaarschrift ingediend, maar dit bezwaar werd door het Gerecht in ambtenarenzaken op 27 september 2006 niet-ontvankelijk verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, dat op 13 oktober 2006 ter griffie is ingekomen.

De zaak is behandeld op 10 mei 2007, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de geïntimeerde vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien dit meer dan dertig dagen na de beschikking van 4 februari 2005 was ontvangen. De Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 41 van de Regeling ambtenarenrechtspraak 1951, dat bepaalt dat een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de beschikking moet worden ingediend.

De appellant voerde aan dat het Gerecht door de inhoudelijke behandeling van de zaak de verwachting heeft gewekt dat de niet-ontvankelijkverklaring achterwege zou blijven. De Raad oordeelde echter dat de termijnen voor het indienen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat het Gerecht niet vrijstond om hiervan af te wijken. De Raad bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar en oordeelde dat de bestreden uitspraak van het Gerecht moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Raad van Beroep, en werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2007.

Uitspraak

Uitspraak: 21 juni 2007
Zaaknr: RvBAz 2006/45
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
[ambtenaar]
wonende te Curaçao,
oorspronkelijk klager, thans appellant,
gemachtigde: mr. L.G. Pieternella
tegen:
Het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao,
zetelend te Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.L. Cijntje-de Jager.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. Bij brief van 10 maart 2004 heeft de gemachtigde van appellant geïntimeerde verzocht om toekenning van schadevergoeding in verband met de door hem als gevolg van een dienstongeval opgelopen letsels.
1.2. Dit verzoek is door geïntimeerde afgewezen bij beschikking van 4 februari 2005.
1.3. Appellant heeft bij schrijven van 15 april 2005 hiertegen een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht in ambtenarenzaken, welk bezwaar bij beslissing van 27 september 2006 door het Gerecht niet-ontvankelijk is verklaard.
1.4. Hiertegen is namens appellant hoger beroep ingesteld bij schrijven, ter griffie ingekomen op 13 oktober 2006. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
1.5. Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op Curaçao op 10 mei 2007, waar appellant is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Beoordeling.
2.1 Ingevolge artikel 41, eerste lid van de Regeling ambtenarenrechtspraak 1951 wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikking is genomen. Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt degene die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2.2 De in bezwaar bestreden beschikking is gedateerd 4 februari 2005, terwijl daarop tevens is gestempeld: “verzonden 4 februari 2005”. Het bezwaarschrift, dat is ontvangen op 15 april 2005, is niet ingediend binnen 30 dagen na het nemen van deze beschikking.
2.3 Nu de tijdige ontvangst van deze beschikking niet door appellant is bestreden moet ervan worden uitgegaan dat deze op 4 februari 2005 is verzonden en dat hij daarvan binnen veertien dagen kennis kon nemen. Het bezwaar is niet binnen 30 dagen daarna ingediend maar eerst op 15 april 2005. Het Gerecht heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk geoordeeld, zij het op iets andere gronden.
2.4 Namens appellant is aangevoerd dat het Gerecht, door de zaak ook inhoudelijk aan de orde te stellen, de verwachting heeft gewekt dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege zou blijven. Appellant heeft er daarbij op gewezen dat hij geld en moeite heeft besteed aan het verzamelen van in zijn zaak te gebruiken bewijsmateriaal. Dit leidt niet tot een ander oordeel reeds nu de bepalingen ten aanzien van de termijnen voor het instellen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en het het Gerecht daarom niet vrijstond toepassing daarvan achterwege te laten.
2.5 Het Gerecht heeft in enkele overwegingen ten overvloede een standpunt ingenomen ten aanzien van de zaak ten gronde. Deze overwegingen dragen niet het oordeel van het Gerecht, dat immers strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Hetgeen daartegen is aangevoerd kan daarom niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
2.6 De conclusie moet zijn dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
- bevestigt de bestreden uitspraak
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter en A.R Ramirez en mr. J.P. de Haan, leden, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.