In deze zaak gaat het om de bevordering van een appellant tot hoofdagent bij het Korps Politie Aruba (KPA). De appellant, werkzaam bij de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de gouverneur van Aruba, die de ingangsdatum van zijn bevordering heeft vastgesteld op 1 november 2021. De appellant betwist deze datum en stelt dat hij al per 1 september 2018 in aanmerking kwam voor de functie van specialist, gezien zijn ervaring en opleiding. De gouverneur heeft echter geoordeeld dat de appellant pas op 1 november 2021 voldeed aan de vereisten voor bevordering, zoals vastgelegd in het inrichtingsplan KPA 2011.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba heeft het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het heeft overwogen dat de gouverneur niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. De appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald en aangevoerd dat er sprake is van ongelijke behandeling, omdat andere collega's in vergelijkbare posities eerder zijn bevorderd. De Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de gouverneur bij zijn beslissing redelijkerwijs kon uitgaan van de ingangsdatum van 1 november 2021. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en aangegeven dat de appellant de gouverneur kan verzoeken om terug te komen op de ingangsdatum van zijn bevordering, op basis van nieuwe informatie van de huidige korpschef.