ECLI:NL:ORBAACM:2024:27

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
AUA2024H00028
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Evenredigheid van voorwaardelijk disciplinair ontslag van een ambtenaar in het kader van vrije meningsuiting en politieke activiteiten

In deze zaak gaat het om de evenredigheid van een voorwaardelijk disciplinair ontslag van een ambtenaar, [betrokkene], die als beveiligingsmedewerker werkzaam was bij het Cuerpo Especial Arubano. De gouverneur van Aruba had haar op 25 mei 2022 een voorwaardelijk ontslag opgelegd, omdat zij op 20 april 2021 publiekelijk een video had geplaatst waarin zij aanmoedigde tot het overtreden van de drugswet. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken oordeelt dat de gouverneur in hoger beroep gelijk heeft, en dat [betrokkene] met haar uitlatingen de grenzen van het recht op vrije meningsuiting heeft overschreden. De Raad stelt vast dat, hoewel [betrokkene] als politica streeft naar legalisering van cannabis, zij als actieve ambtenaar niet op deze wijze haar standpunt had mogen uiten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, die het bezwaar van [betrokkene] gegrond had verklaard, en verklaart het bezwaar ongegrond. De disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag blijft in stand.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 23 september 2024
Zaaknummer: AUA2024H00028

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
8 januari 2024, zaaknummer AUA202202263 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
de gouverneur
en

[Betrokkene]

geïntimeerde (hierna: [betrokkene]),
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand, advocaat.

Procesverloop

De gouverneur heeft hoger beroep ingesteld.
[Betrokkene] heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 30 augustus 2024. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [Betrokkene] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. [
[Betrokkene] was sinds 10 september 2012 als beveiligingsmedewerker werkzaam bij het Cuerpo Especial Arubano (Dienst Beveiliging, CEA), dat onder het ministerie van Justitie ressorteert. Per 1 november 2016 was zij in die functie als ambtenaar benoemd.
1.2.
Bij ministeriële beschikking van 7 juli 2018 is [betrokkene] met ingang van 27 november 2017 voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes ter beschikking gesteld van de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling. In september 2021 is [betrokkene] teruggekeerd naar CEA. Met ingang van 1 januari 2023 is haar eervol ontslag uit overheidsdienst verleend.
1.3.
Bij landsbesluit van 25 mei 2022 (bestreden besluit) heeft de gouverneur besloten [betrokkene] met ingang van 26 mei 2022 de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag op te leggen. Aan het bestreden besluit heeft de gouverneur ten grondslag gelegd dat haar wordt verweten dat zij op 20 april 2021 een video-opname op Facebook heeft geplaatst waarin te zien is dat zij “een op marihuana gelijkende kruidensigaret (‘joint’) opstak en aan het roken was”, en dat zij haar kijkers, die cannabis gebruiken, aanmoedigt om mee te doen aan de ‘revolutie’ en om niet te gehoorzamen. Het voorwaardelijk ontslag is voor de duur van twee jaar. [Betrokkene] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de gouverneur veroordeeld in de proceskosten van [betrokkene]. Daartoe heeft het Gerecht, samengevat en voor zover van belang, het volgende overwogen. Er is onvoldoende bewijs dat [betrokkene] daadwerkelijk cannabis heeft gerookt. Het had er echter wel alle schijn van. Door haar gedragingen heeft [betrokkene] aangespoord en/of aangemoedigd tot cannabisgebruik en dus tot overtreding van de wet. [betrokkene] heeft zich hiermee niet gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Haar gedraging kwalificeert als toerekenbaar plichtsverzuim. De gouverneur was daarom bevoegd een disciplinaire straf op te leggen. Dit verwijt is evenwel niet voldoende zwaarwegend om de zwaarst mogelijke disciplinaire straf van ontslag, alhoewel voorwaardelijk, op te leggen. Daarbij is in aanmerking genomen dat [betrokkene] destijds actief was voor de politieke partij RED die als speerpunt had het legaliseren van cannabis. Haar gedraging moet in het licht van haar politieke activiteiten worden gezien en derhalve als het uitoefenen van haar recht op vrije meningsuiting dat, binnen grenzen, ook aan ambtenaren toekomt. Gelet op de wijze waarop zij aan haar mening uitdrukking heeft gegeven heeft zij daarmee wel een grens overschreden. Het Gerecht ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechte bedoelingen van [betrokkene] om legalisering van cannabis op deze manier aan de orde te stellen. Onder deze omstandigheden is de opgelegde disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag onevenredig zwaar te achten.
3. De gouverneur heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, samengevat, het volgende aangevoerd. Het als actieve ambtenaar in het kader van haar politieke activiteiten aansporen of aanmoedigen van het publiek tot overtreding van de drugswet blijft niet binnen de grenzen van het recht op vrije meningsuiting. Het dient juist als beperking van dat recht te gelden. Er zijn vele andere manieren waarop [betrokkene] haar boodschap had kunnen overbrengen, anders dan in het openbaar aansporen of aanmoedigen van het overtreden van de wet. Het voorwaardelijk ontslag is daarom wel evenredig aan het plichtsverzuim.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van plichtsverzuim. Partijen houdt uitsluitend verdeeld de vraag of de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag evenredig is aan het plichtsverzuim. De gouverneur heeft in hoger beroep naar voren gebracht vast te houden aan zijn standpunt dat sprake is van evenredigheid als hiervoor bedoeld. [betrokkene] is het eens met de aangevallen uitspraak en geeft aan dat een waarschuwing in haar geval genoeg zou zijn.
4.2.
Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat de gedraging van [betrokkene] in het licht moet worden gezien van haar politieke activiteiten en derhalve als het uitoefenen van haar recht op vrije meningsuiting dat, binnen grenzen, ook aan ambtenaren toekomt. Anders dan het Gerecht en met de gouverneur is de Raad van oordeel dat [betrokkene] door de wijze waarop zij haar recht op vrije meningsuiting heeft uitgeoefend niet is gebleven binnen aan dat recht te stellen grenzen. Daarbij is voor de Raad van doorslaggevend belang dat [betrokkene] de haar verweten gedraging niet in privé kring, maar publiekelijk heeft begaan. Zij heeft zich daarbij onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat zij op dat moment een ambtenaar in actieve dienst was en als zodanig een voorbeeldfunctie had te vervullen. Dat geldt te meer nu zij als CEA-medewerker een ambtenaar van justitie was. Met het publiekelijk aanmoedigen tot overtreding van de wet heeft [betrokkene] dan ook de grens overschreden die aan haar recht op vrije meningsuiting mag worden gesteld. Dat zij als politica streeft naar legalisering van cannabis, al dan niet voor medicinaal gebruik, laat onverlet dat [betrokkene] haar standpunt hierover niet als actieve ambtenaar in het publiek op de door haar gekozen wijze had mogen uiten zonder daarbij een grens als hiervoor bedoeld te overschrijden. Dat [betrokkene] oprechte bedoelingen had met haar actie, doet daar niet aan af. De disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag is, gelet hierop, niet onevenredig aan het plichtsverzuim.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal het bezwaar ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. M.A. Evertsz, leden, en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.