In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], de Gouverneur van Aruba, tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van 20 maart 2023. [Appellant] heeft meerdere verzoeken gedaan om bevorderd te worden naar schaal 11 en hoger, maar deze zijn door de toenmalige minister van Arbeid, Cultuur en Sport afgewezen. In juli 2004 werd [appellant] op non-actief gesteld in verband met een arbeidsconflict en heeft hij diverse verzoeken gedaan om herplaatst te worden, maar zonder succes. Uiteindelijk ontving hij op 8 november 2016 een afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 13, waarop hij bezwaar maakte. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] om bevordering moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzingen, maar dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die tot heroverweging nopen. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond.
In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat zijn verzoek van 8 november 2016 een verzoek om schadevergoeding betreft, maar de Raad van Beroep heeft geoordeeld dat dit verzoek niet in het bezwaarschrift is herhaald. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding voor de gevraagde immateriële schadevergoeding en wijst erop dat [appellant] een specifiek verzoek om schadevergoeding kan indienen bij de gouverneur. De uitspraak werd gedaan op 23 september 2024 door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.