In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de gouverneur van Aruba. De zaak betreft de disciplinaire straf van een eenmalige inhouding op het inkomen van Afl. 500,- die aan [betrokkene] was opgelegd na een incident waarbij een diamant ter waarde van USD 1.267,- zoekraakte in de loods van Fedex. De gouverneur had deze straf opgelegd op basis van plichtsverzuim, omdat [betrokkene] zich volgens hem niet in de loods had mogen bevinden en zich niet had mogen bemoeien met de werkzaamheden van de douaneambtenaren.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba had eerder de bestreden beschikking van de gouverneur vernietigd, omdat deze niet voldoende had onderbouwd welke specifieke gedragingen aan [betrokkene] verweten konden worden. De Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de gouverneur niet overtuigend had aangetoond dat [betrokkene] zich schuldig had gemaakt aan de verweten gedragingen. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat [betrokkene] met een geldige reden in de loods aanwezig was en dat er geen bewijs was dat zij de diamant had aangeraakt of dat zij zich op ongepaste wijze met de werkzaamheden van de douaneambtenaren had bemoeid.
De Raad heeft het hoger beroep van de gouverneur verworpen en de eerdere uitspraak van het Gerecht bevestigd. Tevens is de gouverneur veroordeeld in de proceskosten van [betrokkene] tot een bedrag van Afl. 1.400,-, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige onderbouwing bij het opleggen van disciplinaire straffen aan ambtenaren.