ECLI:NL:ORBAACM:2024:12

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AUA2023H00136
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bevorderingsverzoek van een ambtenaar in het hoger beroep tegen de gouverneur van Aruba

Op 13 maart 2024 heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in een hoger beroep van de gouverneur van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De zaak betreft een bevorderingsverzoek van [betrokkene], die sinds 1 februari 2005 werkzaam is bij de Openbare Bibliotheek en in 2012 verzocht om bevordering naar schaal 5. Het Gerecht had eerder geoordeeld dat [betrokkene] per 1 maart 2012 aan de vereisten voldeed voor deze bevordering, maar de gouverneur betwistte dit. De Raad oordeelde dat de gouverneur niet had voldaan aan de formele vereisten voor de overplaatsing van [betrokkene] naar de functie van City Inspector, die pas per 1 november 2017 feitelijk was ingegaan. Hierdoor kon de gouverneur niet worden verplicht om het bevorderingsverzoek van [betrokkene] te honoreren, zoals het Gerecht had bevolen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak in zoverre, maar bevestigde deze voor het overige. De gouverneur werd opgedragen om een reëel besluit te nemen over het bevorderingsverzoek van [betrokkene].

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Zaaknummer: AUA2023H00136

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
26 juni 2023, zaaknummer AUA202300812 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
de gouverneur
en

[Geïntimeerde],

geïntimeerde (hierna: [betrokkene]),
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis.

Procesverloop

De gouverneur heeft hoger beroep ingesteld.
[Betrokkene] heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 1 maart 2024. De gouverneur en [betrokkene] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. [
[Betrokkene] was sinds 1 februari 2005 werkzaam bij de Openbare Bibliotheek in de functie van Editor. Per 9 mei 2005 is hij ter beschikking gesteld van het Bureau van de minister van Algemene Zaken (AZ) voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Oduber III.
1.2.
Bij landsbesluit van 23 oktober 2009 is [betrokkene] per 1 juli 2006 bevorderd naar de rang van technisch beambte 1e klasse A (schaal 4).
1.3.
Bij besluit van de ministerraad (MR) van 3 februari 2012 is besloten om [betrokkene] over te plaatsen naar het Bureau City Inspector (BCI). Op dat moment was [betrokkene] (opnieuw) ter beschikking gesteld van de minister van AZ voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Eman (I en II). De MR heeft zijn besluit bevestigd op 12 februari 2013 en tevens besloten [betrokkene] ter beschikking te stellen van het Bureau Pers, afdeling Productie.
1.4.
Bij brief van 8 november 2013 aan het Departamento Recurso Humano (DRH) heeft het hoofd BCI te kennen gegeven dat [betrokkene] niet in aanmerking komt voor de functie van City Inspector, omdat hij niet aan de functievereisten voldoet. Daarop heeft DRH op 25 juni 2014 aan de minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu geadviseerd om het in 1.3 bedoelde MR-besluit van 3 februari 2012 te heroverwegen en [betrokkene] elders binnen de overheid te plaatsen.
1.5. [
[betrokkene] is op 1 november 2017, na de beëindiging van zijn terbeschikkingstelling van het Bureau van de minister van AZ, met zijn werkzaamheden in de functie van City Inspector begonnen. Bij brief van 27 februari 2019 heeft het hoofd BCI bericht dat [betrokkene] kan worden geplaatst bij BCI in de functie van City Inspector.
1.6.
Op 26 juni 2019 heeft DRH aan de ministers van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (Milieu) en van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling (Onderwijs) geadviseerd om [betrokkene] met ingang van 1 november 2017 over te plaatsen van de Openbare Bibliotheek naar BCI, hem te ontheffen uit de functie van Editor en hem aan te stellen in de functie van City Inspector.
1.7.
Op 19 februari 2021 heeft DRH de minister van Milieu geadviseerd de functie van City Inspector te splitsen in twee functies: de functie van toezichthouder (City Inspector B, schaal 7) en de functie van City Inspector met opsporingsbevoegdheden (City Inspector A, schaal 9). Verder heeft DRH - opnieuw - geadviseerd [betrokkene] te ontheffen uit de functie van Editor bij de Openbare Bibliotheek en hem te plaatsen in de nieuwe functie van City Inspector B.
1.8.
Op 30 november 2021 heeft [betrokkene] de gouverneur verzocht hem met ingang van 1 maart 2012 te bevorderen naar schaal 5. Bij dit verzoek heeft [betrokkene] het op 4 november 2020 door het hoofd BCI en hem ondertekende beoordelingsformulier overgelegd waarin het functioneren van [betrokkene] als voldoende is beoordeeld.
1.9.
Op 16 december 2021 heeft DRH haar adviezen van 26 juni 2019 en 19 februari 2021 herhaald.
1.10.
Op 11 januari 2022 heeft de MR overeenkomstig het advies van DRH van 16 december 2021 besloten.
1.11.
Op 2 februari 2022 heeft DRH de minister van Onderwijs het landsbesluit waarin het MR-besluit van 11 januari 2022 wordt vastgelegd, ter ondertekening aangeboden.
1.12.
Op 19 augustus 2022 heeft [betrokkene] zijn in 1.8 bedoelde verzoek herhaald en aangevuld met het verzoek om een verdere bevordering naar schaal 9. Op dit verzoek is nog niet beslist.
1.13.
Tegen de weigering van de gouverneur om op zijn verzoek te beslissen heeft [betrokkene] op 10 maart 2023 bezwaar gemaakt bij het Gerecht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en de gouverneur opgedragen om binnen drie maanden op het bevorderingsverzoek te beslissen met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen. Dit betreft in het bijzonder de in 5.1 van de aangevallen uitspraak opgenomen overweging waarbij het Gerecht heeft vastgesteld dat [betrokkene] per 3 februari 2012 is geplaatst in de functie van City Inspector en dat hij met ingang van 1 maart 2012 aan alle vereisten voldoet om in ieder geval te worden bevorderd naar schaal 5.
3. De gouverneur heeft in hoger beroep, samengevat en voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd. Het Gerecht heeft de gouverneur voor een voldongen feit geplaatst door te overwegen dat [betrokkene] aan alle vereisten voldoet om met ingang van 1 maart 2012 te worden bevorderd naar schaal 5. Van het voldoen aan alle bevorderingseisen is namelijk geen sprake. De overplaatsing van [betrokkene] naar BCI in de functie van City Inspector is nooit geformaliseerd bij landsbesluit. Verder heeft [betrokkene] deze functie tussen 2012 en 2017 niet verricht en is hij feitelijk pas per 1 november 2017 begonnen te werken in die functie. De door het hoofd BCI opgemaakte positieve beoordeling van [betrokkene] ziet dan ook niet op zijn functioneren tot 1 maart 2012, maar op de periode vanaf 1 november 2017 toen [betrokkene] de functie van City Inspector feitelijk is gaan vervullen. Bovendien gaat het hierbij om een administratieve rang en niet de technische rang bij de functie van Editor waarin [betrokkene] werkzaam was. Vanaf 1 november 2017 gelden daarom de bevorderingseisen die horen bij de administratieve rang.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen, kun je een functie pas bekleden als je in die functie bent geplaatst (zie de uitspraak van de Raad van 16 maart 2022, ECLI:NL:ORBAACM:2022:31). Zoals uit de hiervoor weergegeven gedingstukken naar voren komt is weliswaar al vanaf februari 2012 sprake van overplaatsing van [betrokkene] van de Openbare Bibliotheek naar BCI, maar feitelijk is hij pas per 1 november 2017 in de functie van City Inspector bij BCI gaan werken. Deze feitelijke overplaatsing is tot op heden niet bij landsbesluit geformaliseerd, waarbij hij dan tevens wordt ontheven uit de functie van Editor. Pas dan kan aan de hand van de bevorderingseisen die horen bij de nieuwe functie een besluit over bevordering worden genomen. Reeds om deze reden slaagt het hoger beroep. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep slaagt voor zover het Gerecht de gouverneur heeft opgedragen bij zijn besluit op het bevorderingsverzoek van [betrokkene] overweging 5.1 van zijn uitspraak in acht te nemen. In zoverre zal de aangevallen uitspraak worden vernietigd. Voor het overige zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd. De gouverneur dient een reëel besluit op het bevorderingsverzoek van [betrokkene] te nemen. Gelet op de geschetste lange voorgeschiedenis gaat de Raad ervan uit dat de gouverneur dit besluit nu snel neemt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep:
-
vernietigtde aangevallen uitspraak voor zover de gouverneur daarin is opgedragen bij zijn besluit op het bevorderingsverzoek overweging 5.1 van zijn uitspraak in acht te nemen;
-
bevestigtde aangevallen uitspraak voor het overige.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.