ECLI:NL:ORBAACM:2024:11

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AUA2022H00275
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevorderingsverzoek medewerker hypotheekkantoor afgewezen door gouverneur, onvoldoende gemotiveerd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin het bevorderingsverzoek van een medewerker hypotheekkantoor bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie werd afgewezen. De medewerker, hierna [appellant] genoemd, had verzocht om bevordering naar schaal 10, maar de gouverneur weigerde dit op basis van een onvoldoende gunstige beoordeling. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond, maar in hoger beroep heeft de Raad van Beroep geoordeeld dat de afwijzing niet goed was gemotiveerd.

De Raad heeft vastgesteld dat [appellant] voldoet aan de functiewaarderingseis en de anciënniteitseis, maar dat de gouverneur niet voldoende heeft aangetoond dat [appellant] niet aan de vereisten voor een gunstige beoordeling voldeed. De Raad concludeert dat de bestreden beschikking van de gouverneur niet goed is gemotiveerd en dat er geen duidelijke functiebeschrijving of -vereisten zijn gepresenteerd die de afwijzing konden onderbouwen. De Raad heeft het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en de gouverneur opgedragen binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen over het bevorderingsverzoek.

Daarnaast is de gouverneur veroordeeld in de proceskosten van [appellant] tot een bedrag van Afl. 2.800,-. Deze uitspraak is gedaan door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 13 maart 2024.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Zaaknummer: AUA2022H00275

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[APPELLANT],

appellant (hierna: [appellant]),
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
22 november 2021, zaaknummer AUA202100537 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[appellant]
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

Procesverloop

[Appellant] heeft hoger beroep ingesteld.
De gouverneur heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 1 maart 2024. [Appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. [
[Appellant] is vanaf 17 februari 2015 werkzaam bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV) in de functie van medewerker hypotheekkantoor. Deze functie is gewaardeerd op maximaal schaal 10.
1.2.
Op 22 februari 2019 heeft [appellant], voor zover hier van belang, de gouverneur verzocht om met ingang van 1 maart 2019 te worden bevorderd naar schaal 10.
1.3.
Bij landsbesluit van 1 februari 2021 (bestreden beschikking) heeft de gouverneur dit verzoek afgewezen. Aan de bestreden beschikking heeft de gouverneur het volgende ten grondslag gelegd. Om te worden voorgedragen voor een bevordering naar schaal 10, moet de hypotheekmedewerker hebben getoond op een zodanig niveau te functioneren dat hij voor de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen. Dit niveau heeft [appellant] nog niet bereikt.
1.4.
Tegen de bestreden beschikking heeft [appellant] bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe heeft het Gerecht, samengevat, het volgende overwogen. Niet in geschil is dat [appellant] voldoet aan de functiewaarderingseis en de anciënniteitseis. Aan het vereiste van een gunstige beoordeling voldoet [appellant] echter niet. Uit het advies van de directeur DLV blijkt namelijk dat [appellant] zijn werkzaamheden correct uitvoert, maar dat hij nog niet is toegekomen aan de gewichtigste bestanddelen van zijn functie die maken dat hij de functie van hypotheekbewaarder zou kunnen waarnemen. Dit blijkt uit de beschrijving van de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden zoals vermeld in het functie-inventarisatieformulier (fif) van 26 mei 2020.
3. [Appellant] heeft, samengevat, het volgende aan zijn hoger beroep ten grondslag gelegd. In het fif staat niet dat hij de functie van hypotheekbewaarder moet kunnen waarnemen. Verder blijkt uit het fif dat door onvoldoende capaciteit bij DLV om [appellant] structureel te begeleiden en te ondersteunen, het voor hem niet mogelijk was meer dan de in het fif vermelde werkzaamheden te laten uitvoeren. Verder zouden collega’s van [appellant] niet zijn bevorderd naar schaal 10, als ook aan hen de eis van het waarnemen van de functie van hypotheekbewaarder zou zijn gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de gouverneur het bevorderingsverzoek van [appellant] heeft mogen en kunnen afwijzen op het niet voldoen van [appellant] aan het vereiste van een gunstige beoordeling.
4.2.
De gouverneur heeft uiteen gezet dat de formatie van DLV, evenals de functie van medewerker hypotheekkantoor, niet is geformaliseerd. Om het functioneren van [appellant] te kunnen beoordelen is met zijn medewerking het fif opgesteld. Dit is op 26 mei 2020 ondertekend door [appellant], zijn directe chef en de directeur DLV. In de in het fif opgenomen toelichting is, zakelijk weergegeven, het volgende vermeld. Uit de resultaten van de door [appellant] uitgevoerde werkzaamheden blijkt dat hij bekwaam en geschikt is zijn functie te vervullen. [Appellant] had meer kunnen doen dan de tot nu toe door hem verrichte, tot zijn functie behorende werkzaamheden. Oorzaak daarvan was onvoldoende capaciteit bij DLV om [appellant] met structurele begeleiding en ondersteuning meer dan de in het fif vermelde werkzaamheden te laten uitvoeren. Op basis van zijn voldoen aan de functievereisten en zijn ervaren functioneren bij DLV, kan worden aangenomen dat hij tot zijn functie behorende werkzaamheden kan uitvoeren.
4.3.
Bij brief van 20 oktober 2020 aan de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (minister) heeft de directeur DLV geschreven dat om te worden bevorderd naar schaal 10, de medewerker hypotheekkantoor moet hebben getoond op “een zodanig niveau te functioneren dat hij voor de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen”. [Appellant] is echter maar zeer marginaal toegekomen aan de “gewichtigste bestanddelen” van zijn functie. Deze brief is aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd.
4.4.
Uit de gedingstukken is niet gebleken van een (concept) functiebeschrijving van de functie van hypotheekbewaarder. Ook een fif van deze functie ontbreekt. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat het kunnen waarnemen van de functie van hypotheekbewaarder een functievereiste is van de medewerker hypotheekkantoor, kan niet worden vastgesteld wat de bij de functie van hypotheekbewaarder behorende werkzaamheden zijn die de medewerker hypotheekkantoor zou moeten kunnen waarnemen.
4.5.
Verder is evenmin uit de gedingstukken, noch ter zitting, gebleken wat de gewichtigste bestanddelen van de functie van [appellant] zijn, waaraan hij volgens de directeur DLV niet is toegekomen. Een toelichting hierop is te meer belangrijk, nu dit doorslaggevend is geweest om [appellant] niet gunstig te beoordelen met het oog op zijn bevordering naar schaal 10. Bovendien staat deze beoordeling haaks op de in het fif opgenomen toelichting. Hierin wordt immers aangenomen dat [appellant] op basis van zijn voldoen aan de functievereisten en zijn ervaren functioneren bij DLV de tot zijn functie behorende werkzaamheden kan uitvoeren.
4.6.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden beschikking niet goed is gemotiveerd.
4.7.
De slotsom is dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het bezwaar zal gegrond worden verklaard en de bestreden beschikking zal worden vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. De gouverneur zal worden opgedragen binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen over het bevorderingsverzoek van [appellant].
5. Aanleiding bestaat de gouverneur te veroordelen in de proceskosten van [appellant] tot een bedrag van Afl. 2.800,- (2 punten voor het bezwaar- en hoger beroepschrift, 2 punten voor de zittingen bij het Gerecht en de Raad, Afl. 700,- per punt).

Beslissing

De Raad van Beroep:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar
    gegrond;
  • vernietigtde beschikking van 1 februari 2021;
  • draagtde gouverneur
    opbinnen twee maanden na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen over het bevorderingsverzoek van [appellant] met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeeltde gouverneur in de kosten van [appellant] tot een bedrag van
    Afl. 2.800,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur en mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.