ECLI:NL:ORBAACM:2023:9

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
CUR2022H00124
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzicht in opgebouwde pensioenrechten van ambtenaar zonder geneeskundige goedkeuring

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een ambtenaar om inzicht te krijgen in zijn opgebouwde pensioenrechten bij het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (APC). De ambtenaar, die van 1 oktober 1998 tot 1 oktober 2006 werkzaam was voor het voormalige Land Nederlandse Antillen, had verzocht om te verifiëren of hij pensioenrechten had opgebouwd. APC had echter geantwoord dat de ambtenaar niet bij hen was aangemeld en dat hij niet voldeed aan de vereiste geneeskundige goedkeuring, een voorwaarde om als overheidsdienaar te worden aangemerkt en pensioenrechten op te bouwen.

De Raad heeft vastgesteld dat de ambtenaar geen bewijs heeft geleverd van zijn aanmelding bij APC en dat er geen geneeskundige goedkeuring was, waardoor hij niet als overheidsdienaar kon worden beschouwd volgens de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (Plv). De Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao bevestigd, waarin het beroep van de ambtenaar ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat APC niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het feit dat de ambtenaar ten onrechte dacht pensioenrechten te hebben opgebouwd, aangezien er geen aanmeldingsformulieren of goedkeuringen waren.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de ambtenaar niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De Raad oordeelde ook dat APC geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,
gemachtigde: mr. P. Tweeboom, advocaat
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 25 april 2022, CUR202005091 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

het bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao,geïntimeerde (hierna: APC),gemachtigde: mr. A. Juliana

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2023. Appellant en APC hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant was op grond van een arbeidsovereenkomst van 1 oktober 1998 tot 1 oktober 2006 werkzaam voor het voormalige Land Nederlandse Antillen (het Land) als raadsadviseur bij de Raad van Ministers.
1.2.
Bij e-mailbericht van 5 december 2017 heeft appellant APC verzocht na te gaan of hij eventuele pensioenrechten heeft opgebouwd bij APC in zijn diensttijd bij het Land. Bij e-mailbericht van 17 januari 2018 heeft APC geantwoord dat uit de pensioenadministratie is gebleken dat het Land appellant niet bij APC heeft aangemeld. Om dit alsnog recht te trekken heeft APC appellant verzocht om zijn benoemingsbesluit. Op 16 februari 2018 heeft appellant een aantal stukken aan APC verstrekt. Bij e-mailbericht van 19 december 2018 heeft APC te kennen gegeven dat op basis van de overgelegde documenten en nadere afstemming met het Land niet kan worden vastgesteld dat appellant een geneeskundige goedkeuring, één van de kernvereisten om de hoedanigheid van overheidsdienaar te verkrijgen, heeft ondergaan. Daarmee voldoet hij niet aan het vereiste in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (Plv). Om die reden komt de diensttijd voor het Land van 1 oktober 1998 tot 1 oktober 2006 niet in aanmerking voor pensioenopbouw bij APC.
1.3.
Bij brief van 29 januari 2019 heeft appellant APC verzocht om uiterlijk 8 februari 2019 kenbaar te maken wat de door hem opgebouwde pensioenrechten zijn. Dat verzoek heeft de directeur van APC bij beschikking van 14 juli 2020 afgewezen omdat appellant door het ontbreken van de vereiste geneeskundige goedkeuring geen overheidsdienaar is in de zin van de Plv en daarom ook geen pensioenrechten heeft opgebouwd op grond van de Plv. Appellant heeft ook nooit een intreebevestiging ontvangen van APC en ook heeft APC nooit pensioenpremies gefactureerd aan het Land omdat APC niet bekend was met de arbeidsrelatie tussen het Land en appellant.
1.4.
Op 12 augustus 2020 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 14 juli 2020. Bij beschikking van 8 december 2020 (bestreden beschikking) heeft APC zijn beslissing gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het beroep van appellant tegen de bestreden beschikking ongegrond verklaard. Daartoe heeft het Gerecht onder meer overwogen dat appellant zich niet kan herinneren of hij voorafgaand aan zijn dienstbetrekking geneeskundig gekeurd is en dat er geen stukken zijn waaruit zou kunnen blijken dat de vereiste geneeskundige goedkeuring heeft plaatsgevonden. Het Gerecht kan daarom niet anders dan aannemen dat appellant niet geneeskundig is goedgekeurd als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Plv. Appellant is daarom geen overheidsdienaar in de zin van de Plv. Voor een nadere belangenafweging daaromtrent biedt de Plv geen ruimte. Verder heeft het Gerecht overwogen dat geenszins aannemelijk is gemaakt dat het Land appellant heeft aangemeld bij APC. Er kan daarom ook niet worden aangenomen dat APC bekend was met het dienstverband van appellant. APC kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat appellant ten onrechte heeft aangenomen dat hij ouderdomspensioen bij APC heeft opgebouwd.
3. Appellant betoogt in hoger beroep dat hij met de ingebrachte arbeidsovereenkomst en zijn aanstellingsbesluit aannemelijk heeft gemaakt dat de geneeskundige goedkeuring heeft plaatsgevonden, althans dat altijd gehandeld is alsof die goedkeuring heeft plaatsgevonden. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt namelijk dat hij te werk is gesteld en uit het aanstellingslandsbesluit volgt dat de indiensttreding van appellant naar APC is doorgestuurd. Ook heeft het Land pensioenpremies ingehouden.
Indien deze beroepsgrond niet slaagt, betoogt appellant dat de Plv wel ruimte biedt voor een nadere belangenafweging. APC kan namelijk op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Plv ambtshalve een intreebevestiging verstrekken. APC kan ervoor kiezen dit alsnog voor appellant te doen gelet op de bijzondere omstandigheden.
Ten slotte betoogt appellant dat deze beschikking zijn recht op eigendom aantast als bedoeld in artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM. Appellant wordt onthouden van zijn rechtmatig opgebouwde pensioenrechten omdat niet aannemelijk zou zijn dat er een medische keuring heeft plaatsgevonden. Die beslissing leidt tot een onevenredig nadeel. De bepaling over de vereiste geneeskundige goedkeuring moet in het geval van appellant dan ook buiten toepassing blijven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 6 van de Plv, voor zover hier van belang, luidt:
1. Geen overheidsdienaar in de zin van deze landsverordening zijn:
a. personen die niet op een tijdstip dat ten hoogste zes maanden vóór de aanvang van de betrekking gelegen is voor die betrekking geneeskundig zijn goedgekeurd door een daartoe door het lichaam aangewezen arts;
[…]
2. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde eis geldt niet in die gevallen waarin een periode van zes maanden of minder ligt tussen de beëindiging van de betrekking van een overheidsdienaar en de aanvang van een nieuwe betrekking waaraan de hoedanigheid van overheidsdienaar kan worden ontleend, tenzij voor die nieuwe betrekking redelijkerwijs zwaardere keuringseisen gelden dan voor de bestaande betrekking hebben gegolden.
Artikel 9 van de Plv, voor zover hier van belang, luidt:
1. Het lichaam verstrekt aan de persoon die overheidsdienaar wordt, zo mogelijk vóór de aanvang van zijn betrekking, een geschrift waaruit zijn hoedanigheid van overheidsdienaar blijkt.
2. Het lichaam verstrekt aan het bestuur de gegevens omtrent de dienstverhouding van de persoon die overheidsdienaar wordt, alsmede van de persoon van wie de hoedanigheid van overheidsdienaar eindigt.
3. Het bestuur verstrekt aan het lichaam voor elke dienstverhouding waarin de hoedanigheid van overheidsdienaar wordt verkregen een geschrift waaruit dit blijkt, de intreebevestiging.
4. Het bestuur verstrekt aan het lichaam voor iedere beëindiging van de hoedanigheid van overheidsdienaar een geschrift waaruit dit blijkt, de uittreebevestiging.
5. Het bestuur kan ook ambtshalve een intree- of uittreebevestiging verstrekken.
6. Het bestuur verstrekt aan de overheidsdienaar een afschrift van de intree- en uittreebevestiging.
[…]
4.2.
Ter zitting heeft APC de aanmeldprocedure als volgt toegelicht. De werkgever beschikt over aanmeldingsformulieren van APC. De werkgever draagt zorg voor het invullen van het aanmeldingsformulier door de werknemer en draagt ook zorg voor het verrichten van de vereiste geneeskundige goedkeuring. Vervolgens zendt de werkgever het ingevulde aanmeldingsformulier samen met de geneeskundige goedkeuring en het benoemingsbesluit of de arbeidsovereenkomst naar APC. Als niet aan alle voorwaarden voor aanmelding is voldaan, stelt APC de werkgever in de gelegenheid aanvullende gegevens of stukken te verstrekken. Indien wel aan alle voorwaarden is voldaan en dus vast kan worden gesteld dat de desbetreffende werknemer een overheidsdienaar is die onder de Plv valt, meldt APC de overheidsdienaar aan in het fonds. Daarna verstrekt APC een intreebevestiging aan zowel de werkgever als de werknemer. Het is dus niet zo dat APC met alleen een kopie van een benoemingsbesluit of arbeidsovereenkomst, voor zover die al wordt ontvangen door APC, een werknemer kan aanmelden in het fonds, aldus APC.
4.3.
Vaststaat dat appellant, noch het Land of APC beschikt over stukken waaruit blijkt dat appellant is aangemeld in het fonds van APC. Zo is er geen aanmeldformulier, geen geneeskundige goedkeuring en ook geen intree- of uittreebevestiging. Verder staat vast dat APC vóór het e-mailbericht van appellant van 5 december 2017, niet bekend was met het feit dat appellant mogelijk een overheidsdienaar was die onder de Plv valt. Er is immers geen dossier van appellant bij APC en ook komt de naam van appellant niet voor op de jaarlijkse overzichten van de pensioengrondslagen van APC. Dat appellant zelf ook niet zeker wist of hij was aangemeld in het fonds van APC, blijkt uit de tekst van zijn e-mailbericht van 5 december 2017 nu hij verzocht om na te gaan wat zijn eventuele bij APC opgebouwde pensioenrechten zijn. Uit het voorgaande kan de Raad niet anders dan de conclusie trekken dat appellant niet bij APC was aangemeld en daar ook geen pensioenrechten heeft opgebouwd. Alleen al om deze reden kan geen sprake zijn van een inbreuk op het recht op eigendom als bedoeld in artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM. De door het Land op het salaris van appellant ingehouden en nooit aan APC afgedragen pensioenpremies maken niet dat appellant pensioenrechten heeft opgebouwd bij APC. Het betoog slaagt niet.
4.4.
De Raad ziet geen aanleiding voor het oordeel dat APC alsnog zorg moet dragen voor aanmelding van appellant in het fonds. APC stelt zich terecht op het standpunt dat daarvoor een geneeskundige goedkeuring vereist is waarover appellant niet beschikt. Aan het feit dat appellant feitelijk heeft gewerkt kan niet de conclusie worden verbonden dat appellant geneeskundig goedgekeurd moet zijn geacht. Daarvoor is ten minste een begin van bewijs nodig dat appellant geneeskundig is goedgekeurd, dat ontbreekt. Gelet daarop is appellant op grond van artikel 6, eerste lid, onder a, van de Plv geen overheidsdienaar in de zin van de Plv. Van APC kan niet worden verwacht dat zij voor appellant een uitzondering maakt op de dwingend voorgeschreven voorwaarde van een geneeskundige goedkeuring. APC had daarom niet op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Plv ambtshalve een intreebevestiging hoeven verstrekken. In het aangevoerde ziet de Raad ook geen grond voor het oordeel dat die dwingend voorgeschreven voorwaarde in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Plv wegens bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, buiten toepassing moet worden gelaten. Uit de memorie van toelichting bij de Plv volgt immers dat de wetgever bewust heeft gekozen om de geneeskundige goedkeuring als één van de voorwaarden te stellen om onder de begripsomschrijving van overheidsdienaar te vallen, en daarmee in aanmerking te komen voor deelname in het pensioenfonds. Het betoog slaagt niet.
4.5.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. APC hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en mr. M.A. Evertsz, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.