In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Regering van Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin het ontslag van verweerster, een ambtenaar, werd vernietigd. Verweerster was sinds 1 mei 1996 werkzaam als adviseur Consulent-C bij het ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn. De Regering had haar ontslag verleend wegens ongeschiktheid, maar het Gerecht oordeelde dat het ontslagbesluit onzorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijke motivering had. De ontslagdatum was onjuist en verweerster had onvoldoende gelegenheid gekregen om zich te verweren tegen het ontslagvoornemen.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de Regering cruciale stappen in het ontslagproces had overgeslagen. De Raad stelde vast dat de Regering niet voldoende bewijs had geleverd voor de ongeschiktheid van verweerster en dat er geen concrete gedragingen waren aangetoond die haar functioneren in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat het ontslag niet in stand kon blijven en dat de Regering het achterstallige salaris van verweerster moest uitbetalen en haar weer moest toelaten tot de dienst.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het ontslagproces van ambtenaren en de noodzaak van een deugdelijke motivering bij ontslagbesluiten. De Raad veroordeelde de Regering ook tot vergoeding van de proceskosten van verweerster.