1.8.Aan het ontslagbesluit heeft de regering ten grondslag gelegd dat [appellant] door zijn handelwijze in strijd heeft gehandeld met zijn taken als ambtenaar in de functie van hoofd Preventie van de Brandweer. Op grond van zijn handelen blijkt dat [appellant] de voor een ambtenaar noodzakelijke eigenschappen van integriteit en betrouwbaarheid mist. Gezien de aard en de ernst van zijn gedragingen heeft [appellant] blijk gegeven niet over de juiste eigenschappen, mentaliteit of instelling voor de functie van hoofd Preventie te beschikken, zodat een verbeterkans niet zinvol wordt geacht. Daarbij is onder meer betrokken dat uit het rapport van de commissie voldoende duidelijk blijkt dat er sprake is van een langdurige en structurele koppeling van de bedrijvigheid en de belangen van [naam onderneming], waarvan de zoon van [appellant] directeur is, met de werkzaamheden en de belangen van de Brandweer, welke belangen door [appellant] als hoofd Preventie moeten worden bewaakt. Zo worden de aanvragen van [naam onderneming] door [appellant] getoetst, geaccordeerd en ter afdoening voorgelegd aan de commandant van de Brandweer. Verder is [appellant] de contactpersoon van de Brandweer bij complexe projecten waarbij [naam onderneming] vaak betrokken is. Daarnaast heeft [appellant] inbreuk gemaakt op de onafhankelijkheid van de Brandweer bij het certificerings- en herkeuringsproces door een project goed te keuren terwijl [naam onderneming] op het moment van indiening niet voldeed aan de vereisten voor certificering als projectdeskundige. Ook is het inzetten van brandweerpersoneel bij inspecties en presentaties door of van [naam onderneming] bij werving van klanten door [naam onderneming] in strijd met een onafhankelijke toetsing, presentatie en inspectie bij het certificerings- en herkeuringsproces. Verder hebben derden verklaard door het handelen van [appellant] oneigenlijke druk te hebben ervaren om met [naam onderneming] in zee te gaan. Ten slotte is opvallend dat [appellant] op kosten van bepaalde ondernemingen dienstreizen heeft gemaakt en dat die ondernemingen later voor of via [naam onderneming] betrokken waren bij complexe projecten. Omdat [appellant] niet openstaat voor overplaatsing of vervroegd vrijwillig uittreden, is de regering genoodzaakt over te gaan tot eervol ontslag wegens ongeschiktheid dan wel wegens een onherstelbare vertrouwensbreuk, aldus het ontslagbesluit. [appellant] heeft tegen het ontslagbesluit bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van [appellant] tegen het ontslagbesluit gegrond verklaard en het ontslagbesluit vernietigd. Daartoe heeft het Gerecht het volgende overwogen. De regering heeft het rapport van de commissie weliswaar kunnen gebruiken bij haar besluitvorming, maar omdat [appellant] niet het hele rapport met alle bijlagen heeft ontvangen en ook niet heeft ingezien, is het ontslagbesluit onzorgvuldig voorbereid. Aanleiding wordt echter gezien om de rechtsgevolgen van het ontslagbesluit in stand te laten. De regering heeft op grond van de in het rapport van de commissie weergegeven bevindingen kunnen concluderen dat op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling is gewekt. Wat de verweren van [appellant] betreft wordt overwogen dat het, gelet op de leidinggevende positie van [appellant] en de invloed die daarvan uitgaat, op de weg van [appellant] had gelegen om zich volledig te distantiëren van aanvragen van [naam onderneming]. Verder heeft de regering met de verklaringen die verschillende personen bij de commissie hebben afgelegd voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant] een rol heeft gespeeld in de contacten tussen [naam onderneming] en bedrijven die kort daarvoor contact hadden met de Brandweer. Ook had [appellant] op grond van zijn leidinggevende positie moeten weten dat zijn ondergeschikten meegingen met [naam onderneming] bij bedrijfsbezoeken. Uit de verklaringen blijkt voldoende dat een medewerker uit het team van [appellant] met [naam onderneming] meekwam en dat draagt bij aan de schijn van belangenverstrengeling. Als hoofd van de afdeling Preventie is [appellant] daarvoor verantwoordelijk. Een verbeterkans was niet zinvol omdat bij [appellant] de grondhouding ontbreekt om zijn functie op de gewenste wijze te vervullen. Gedurende een lange periode kon [appellant] geen onderscheid maken tussen werk- en privéaangelegenheden en [appellant] lijkt dat nog steeds niet in te zien. Gelet op het door [appellant] gepleegde ernstige plichtsverzuim en de door de regering geleverde inspanningen om [appellant] naar andere functies over te plaatsen, wordt geoordeeld dat, ondanks het lange dienstverband van [appellant], de regering kon overgaan tot het ongeschiktheidsontslag. De primaire ontslaggrond kan het ontslag dragen. Omdat het ontslagbesluit stand houdt, heeft [appellant] geen belang meer bij de beoordeling van het bezwaar tegen het schorsingsbesluit. Het bezwaar tegen het schorsingsbesluit wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
3. [Appellant] heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij het bezwaar tegen het schorsingsbesluit niet-ontvankelijk is verklaard en de rechtsgevolgen van het ontslagbesluit in stand zijn gelaten. Daarbij heeft [appellant], samengevat, aangevoerd dat het onderzoek van de commissie onzorgvuldig en partijdig was, dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de schijn van belangenverstrengeling, dat dit niet valt onder de definitie van plichtsverzuim, dat de gedragingen niet aan hem zijn toe te rekenen, dat het ontslag onevenredig is en dat hem ten onrechte een verbeterkans is onthouden. Over de niet-ontvankelijkverklaring van het schorsingsbesluit heeft [appellant] aangevoerd dat de rechtsgevolgen van het vernietigde ontslagbesluit geen stand houden, zodat hij wel belang heeft bij de beoordeling van zijn gronden tegen het schorsingsbesluit. Ten slotte heeft [appellant] de Raad verzocht de regering te veroordelen tot vergoeding van schade.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.