ECLI:NL:ORBAACM:2023:70

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
SXM2022H00123
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing in het belang van de dienst en vervolgbesluit na strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten, waarin zijn bezwaar tegen een schorsing in het belang van de dienst ongegrond werd verklaard. De schorsing vond plaats op 13 augustus 2021, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek waarin [appellant] als verdachte was aangehouden. Het Openbaar Ministerie had in juli 2021 aangegeven dat het onderzoek nog niet was afgerond, wat leidde tot de schorsing van [appellant] als directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 7 december 2023 geoordeeld dat de schorsing op de schorsingsdatum gerechtvaardigd was, maar dat er nu onvoldoende grond is om de schorsing voort te zetten, nu het strafrechtelijk onderzoek is afgesloten met een transactie en de jaarrekening 2017 inmiddels is goedgekeurd. De Raad heeft de gouverneur opgedragen om binnen vier weken een vervolgbesluit te nemen over de schorsing van [appellant].

Uitspraak

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr)
Uitspraakdatum: 7 december 2023
Zaaknummer: SXM2022H00123

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN SINT MAARTEN

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend in Sint Maarten,
appellant (hierna: [appellant]),
gemachtigde: mr. S.R. Bommel, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten (Gerecht) van 19 september 2022, SXM202101226 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[appellant],
en

de Gouverneur van Sint Maarten

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr., advocaat.

Procesverloop

[Appellant] heeft hoger beroep ingesteld.
De gouverneur heeft een contramemorie ingediend.
[Appellant] heeft nadere stukken ingezonden.
De Raad heeft de zaak op 1 december 2023 ter zitting in Curaçao behandeld via een videoverbinding met Sint Maarten. [Appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde die werd vergezeld door mr. [A], werkzaam bij het ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie (TEATT).

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. [
Appellant] is, na een periode van waarneming sinds 8 april 2010, per 1 november 2012 benoemd tot directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post (bureau).
1.2.
Op een verzoek van 11 juni 2021 van de minister van TEATT (de minister) heeft het Openbaar Ministerie (OM) bij brief van 27 juli 2021 bericht dat het strafrechtelijk onderzoek waarin [appellant] begin september 2019 als verdachte is aangehouden, nog niet is afgerond. Om die reden is geen definitieve beoordeling mogelijk van de rol van [appellant]. Niettemin lijkt aannemelijk dat hij in ieder geval zal worden vervolgd voor het overtreden van artikel 2:361 van het Wetboek van Strafrecht, zo schrijft het OM.
1.3.
Bij landsbesluit van 13 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft de gouverneur [appellant] per die datum geschorst in zijn functie. Bij brief van 16 augustus 2021 aan [appellant] heeft de minister het bestreden besluit nader toegelicht.
1.4. [
Appellant] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar ongegrond verklaard.
3. [ Appellant] heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een schorsing in het belang van de dienst. De schorsing heeft dus het karakter van een ordemaatregel. De beroepsgronden voor zover deze zien op de schorsing als disciplinaire maatregel, behoeven daarom geen bespreking.
4.2.
Aan de schorsing in het belang van de dienst ligt ten grondslag, zo heeft de gouverneur ter zitting nader toegelicht, dat er een strafrechtelijk onderzoek loopt waarin [appellant] als verdachte is gehoord, dat in verband met dit onderzoek de integriteit van het bureau in het geding is en dat SOAB als externe auditor van het bureau geen goedkeurende verklaring kan afgeven over de jaarrekening 2017. De schorsing duurt zo lang het strafrechtelijk onderzoek loopt. Na afronding van het strafrechtelijk onderzoek wordt een vervolgbesluit genomen.
4.3.
Evenals het Gerecht is de Raad van oordeel dat de gouverneur toereikend heeft gemotiveerd dat op de schorsingsdatum - 13 augustus 2021 - de in het belang van de dienst genomen ordemaatregel gerechtvaardigd was. Niet is komen vast te staan, zoals [appellant] heeft aangevoerd, dat de gouverneur al in september 2019 op de hoogte was van het feit dat [appellant] als verdachte in een strafrechtelijk onderzoek was aangehouden, zodat schorsing in augustus 2021 geen redelijk doel meer dient. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.4.
De Raad overweegt verder nog als volgt.
4.5.
Ter zitting heeft de Raad, mede aan de hand van de nader overgelegde stukken, met partijen besproken wat de huidige stand van zaken is. Op basis daarvan wordt het volgende vastgesteld. De schorsing van [appellant] is tot op heden niet opgeheven. Inmiddels is de jaarrekening 2017 vastgesteld. Verder is [appellant] in februari 2023 met het OM een zogeheten transactie van NAf 10.000,- overeengekomen. Daarmee is het strafrechtelijk onderzoek gesloten waarin [appellant] was betrokken. In een overgelegd persbericht van 22 februari 2023 heeft het OM vermeld dat de transactie is aangeboden omdat de feiten zich langere tijd geleden hebben voorgedaan, [appellant] nooit strafrechtelijk is veroordeeld en hij heeft meegewerkt aan het onderzoek. Direct na de transactie heeft [appellant] contact gezocht met de minister over opheffing van de schorsing. Omdat een reactie uitbleef, heeft [appellant] op 7 november 2023 de gouverneur verzocht de schorsing op te heffen. De gouverneur heeft ter zitting te kennen gegeven dat aan een vervolgbesluit wordt gewerkt.
4.6.
Gelet op de huidige stand van zaken ziet de Raad thans onvoldoende grond om de schorsing voort te zetten. De schorsing als ordemaatregel in het belang van de dienst was immers gebaseerd op het strafrechtelijk onderzoek en de als gevolg daarvan in geding zijnde integriteit van het bureau en met name de omstandigheid dat SOAB geen goedkeurende verklaring over de jaarrekening 2017 kon afgeven. In het bestreden besluit is opgenomen dat de schorsing duurt zolang het strafrechtelijk onderzoek loopt. Nu het strafrechtelijk onderzoek is gesloten bestaat reeds daarom grond voor opheffing van de schorsing. Verder heeft SOAB de goedkeurende verklaring over de jaarrekening 2017 afgegeven. Het ontbreken van die goedkeurende verklaring was in 2021 de directe aanleiding om [appellant] te schorsen. Ook deze grond is aan het bestreden besluit komen te ontvallen. De gouverneur heeft ter zitting aangevoerd dat de integriteit van [appellant] nog steeds in het geding is. Het OM mag een transactie immers alleen aanbieden als een veroordeling haalbaar is, zodat nog steeds sprake is van een sanctie. De Raad acht dit betoog, wat daarvan ook zij, onvoldoende om uitsluitend op grond daarvan de schorsing als ordemaatregel voort te zetten.
4.7.
Met het oog op een definitieve beslechting van het geschil en het bieden van rechtszekerheid aan [appellant], acht de Raad het geboden dat de gouverneur zo snel mogelijk een vervolgbesluit neemt over de schorsing van [appellant], zoals is bepaald in de bestreden beschikking. De Raad zal daartoe een opdracht geven aan de gouverneur.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep:
  • bevestigtde aangevallen uitspraak;
  • draagtde gouverneur
    opbinnen vier weken na de datum van deze uitspraak een vervolgbesluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. P. Klik en mr. M.A. Evertsz, leden, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.