ECLI:NL:ORBAACM:2023:59

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AUA2022H00231
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.H. Bel
  • A.H.M. van de Leur
  • A.P. van der Pluijm-Vrede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing bevorderingsverzoek receptioniste bij DAO

In deze zaak heeft [appellante], de Gouverneur van Aruba, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van 30 mei 2022. De zaak betreft de afwijzing van haar bevorderingsverzoek naar de rang van hoofdklerk, schaal 5. [Appellante] is werkzaam bij de Directie Arbeid en Onderzoek (DAO) en heeft in het verleden meerdere verzoeken tot bevordering ingediend. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de behandeling van de zaak op verschillende zittingen voortgezet, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht en nadere stukken hebben ingediend.

De Raad heeft vastgesteld dat de functie van receptioniste bij DAO maximaal is gewaardeerd op schaal 4. [Appellante] heeft aangevoerd dat zij sinds 2016 niet meer de functie van receptioniste vervult, maar werkzaamheden verricht die horen bij de functie van administratief medewerkster, die maximaal gewaardeerd is op schaal 5. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat [appellante] daadwerkelijk de werkzaamheden van administratief medewerkster verricht. De Raad heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek naar de rang van hoofdklerk, schaal 5, op goede gronden is afgewezen.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 15 november 2023 door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 15 november 2023
Zaaknummer: AUA2022H00231

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
appellante (hierna: [appellante]),
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
30 mei 2022, AUA202103361 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[appellante]
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde (hierna: de gouverneur),
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

Procesverloop

[appellante] heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
De behandeling door de Raad van het hoger beroep is aangevangen op de zitting van 4 mei 2023. [Appellante] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De Raad heeft de behandeling van de zaak aangehouden om [appellante] in de gelegenheid te stellen te reageren op het op 3 mei 2023 ingezonden stuk van de gouverneur. Tevens heeft de Raad partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten met nadere stukken te onderbouwen. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens is de behandeling van de zaak voortgezet op de zitting van 25 oktober 2023. Partijen zijn daarbij in dezelfde samenstelling verschenen.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende hier nog van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. [
Appellante] werkt bij de Directie Arbeid en Onderzoek (DAO). Bij beschikking van 13 mei 2004 is [appellante] met ingang van 1 juni 2004 geplaatst in de functie van receptioniste Bureau Landsbemiddelaar, nu: receptioniste Bureau Arbeidsgeschillen (receptioniste). Met ingang van 1 juni 2006 is [appellante] bevorderd naar schaal 2, en met ingang van 1 juni 2009 naar schaal 3.
1.2.
Met de brieven van 10 juli 2013 en 15 oktober 2015 heeft [appellante] de minister verzocht haar met ingang van 1 juni 2013 te bevorderen naar de rang van klerk 1e klasse, schaal 4. Met de brief van 11 maart 2020 heeft [appellante] haar bevorderingsverzoeken herhaald en aangevuld met het verzoek haar met ingang van 1 juni 2017 te bevorderen naar de rang van hoofdklerk, schaal 5.
1.3.
Bij beschikking van 1 oktober 2021 (bestreden beschikking) zijn beide verzoeken van [appellante] afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van [appellante] tegen de bestreden beschikking gegrond verklaard voor wat betreft haar bevorderingsverzoek naar de rang van klerk 1ste, schaal 4. In verband hiermee heeft het Gerecht de gouverneur opgedragen een nieuwe beslissing op het verzoek van [appellante] te nemen. Het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om bevordering naar de rang van hoofdklerk, schaal 5, heeft het Gerecht ongegrond verklaard. Volgens het Gerecht heeft de gouverneur terecht vastgesteld dat de functie van [appellante] op het maximale niveau van schaal 4 is gewaardeerd. Het Gerecht volgt niet het standpunt van [appellante] dat waardering van de functie foutief is of dient te worden aangepast.
2.1.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de gouverneur [appellante] bij landsbesluit van 9 november 2022 met ingang van 1 juni 2013 bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse, schaal 4. In dit besluit is als functie van [appellante] vermeld: ‘administratief medewerkster arbeidsgeschillen’. Met het landsbesluit van 8 augustus 2023 heeft de gouverneur deze functievermelding gecorrigeerd naar ‘receptioniste arbeidsgeschillen’.
3.1 [
Appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak voor wat betreft de afwijzing van haar bevorderingsverzoek naar de rang van hoofdklerk, schaal 5. [Appellante] voert aan dat het standpunt van de gouverneur dat de functie van receptioniste maximaal is gewaardeerd op schaal 4, onvoldoende is onderbouwd. Verder stelt [appellante] dat zij al jaren niet meer de functie van receptioniste uitoefent maar die van administratief medewerkster, maximaal gewaardeerd op schaal 5.
3.2.
De Gouverneur heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de functie van receptioniste maximaal gewaardeerd is op schaal 4, op 3 mei 2023 een formatielijst van de DAO overgelegd met waarderingen van functies die onder de DAO vallen en zijn goedgekeurd door de ministerraad op 11 mei 2010. Daarin wordt de functie van receptioniste arbeidsgeschillen vermeld, maximaal gewaardeerd op schaal 4. Op 31 juli 2023 heeft de gouverneur verder nog beschrijvingen van de functie van receptioniste uit het functiehuis bij DAO overgelegd waarin ook schaal 4 als maximale schaal van de functie receptioniste is vermeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Aan de hand van de door de gouverneur overgelegde stukken stelt de Raad vast dat de functie van receptioniste bij DAO maximaal is gewaardeerd op schaal 4. De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de stukken van de gouverneur buiten beschouwing moeten blijven omdat sprake is van meerdere versies van de functiewaarderingen bij DAO. [Appellante] heeft niet uiteengezet wat de herkomst is van de door haar ingezonden versie en wat de status daarvan is. Overigens blijkt ook uit dit stuk dat de functie van receptionist bij de verschillende afdelingen van DAO maximaal is gewaardeerd op schaal 4.
4.2.
Het standpunt van [appellante] dat de functie van receptioniste met schaal 4 is ondergewaardeerd, betreft een punt dat de functiewaardering zelf raakt. Uit vaste rechtspraak volgt dat vastgestelde functiewaarderingen besluiten betreffen van algemene strekking en niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld.
4.3. [
Appellante] heeft ook nog aangevoerd dat zij sinds begin 2016 niet meer de functie van receptioniste vervult. Zij verricht vanaf die periode de werkzaamheden van een administratief medewerkster. Deze functie is maximaal gewaardeerd op schaal 5. Op die grond komt zij in aanmerking voor bevordering naar de rang van hoofdklerk.
4.3.1.
De Raad volgt [appellante] niet in dit standpunt. Vaststaat dat appellant in 2004 is benoemd in de functie van receptioniste bij de DAO. Uit de door [appellante] op 2 augustus 2023 overgelegde stukken leidt de Raad af dat [appellante] in 2016 naar aanleiding van incidenten met klanten aan de balie en met collega’s, in een aparte kantoorruimte is geplaatst waar zij is belast met werkzaamheden die bestaan uit het doorverbinden van telefoongesprekken en het maken van gespreksnotities. Van het verrichten van werkzaamheden die horen bij de functie administratief medewerkster is niet gebleken. Overigens heeft [appellante] ter zitting bevestigd dat zij geen verzoek heeft gedaan om in de functie van administratief medewerkster te worden benoemd.
5. De slotsom is dat gelet op de maximale waardering van de functie van receptioniste in schaal 4, het bevorderingsverzoek van [appellante] naar de rang van hoofdklerk, schaal 5, op goede gronden is afgewezen. Het hoger beroep slaagt niet zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
bevestigtde aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.H.M. van de Leur, en
mr. A.P. van der Pluijm-Vrede, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.