ECLI:NL:ORBAACM:2023:56

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
CUR2023H00015
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van niet-ontvankelijk verklaring in ambtenarenzaak met psychische context

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juli 2023 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van verzoekster, die eerder niet-ontvankelijk was verklaard in haar hoger beroep tegen een ontslagbesluit van de Regering van Curaçao. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.B. Louisa, had in eerste instantie haar hoger beroep te laat ingesteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring door de voorzitter van de Raad op 14 december 2022. Verzoekster stelde echter dat zij door ernstige psychische problemen niet in staat was om tijdig te reageren en dat haar zoon, die als curator was aangesteld, de uitspraak niet direct had gelezen.

De Raad heeft het herzieningsverzoek behandeld op 14 juli 2023, waarbij verzoekster en haar zoon aanwezig waren. De Raad heeft vastgesteld dat de informatie die verzoekster heeft overgelegd over haar psychische toestand en de context waarin haar zoon als curator moest handelen, niet eerder bekend was bij de Raad. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep verschoonbaar was, gezien de omstandigheden van verzoekster en de rol van haar zoon.

Uiteindelijk heeft de Raad het herzieningsverzoek toegewezen, de eerdere beschikking van de voorzitter vernietigd en het hoger beroep ontvankelijk verklaard. De zaak wordt hervat in de stand waarin zij zich bevond, wat betekent dat verzoekster opnieuw de kans krijgt om haar zaak te bepleiten.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAҪAO

Uitspraak

op het verzoek om herziening van de beschikking
van de voorzitter van de Raad van 14 december 2022, CUR2022H00076,
in de zaak van:

[Verzoekster],wonende te Curaçao,verzoekster, gemachtigde: mr. N.B. Louisa, advocaat,

en

de Regering van Curaçao,(hierna: de regering), gemachtigde: mr. J.G. Ricardo

Procesverloop

Bij landsbesluit van 18 december 2020 (ontslagbesluit) heeft de regering verzoekster met ingang van 15 januari 2021 ontslagen.
Het Gerecht heeft het bezwaar van verzoekster tegen het ontslagbesluit bij uitspraak van 24 november 2021, CUR202100239 (aangevallen uitspraak), ongegrond verklaard.
Bij beschikking van de voorzitter van de Raad van 14 december 2022, CUR2022H00076, is het hoger beroep van verzoekster tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster te laat was met het instellen van hoger beroep.
Op 6 januari 2023 heeft verzoekster de Raad verzocht de beschikking van de voorzitter van de Raad te herzien (herzieningsverzoek).
Verzoekster heeft nadere vragen van de Raad beantwoord.
De regering heeft een reactie op het herzieningsverzoek ingediend.
De Raad heeft het herzieningsverzoek behandeld op de zitting van 14 juli 2023. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door [A], de zoon van verzoekster (zoon). De regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. Op grond van artikel 135, eerste lid, van de RAr is ieder die partij was in een geding, bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken. In het tweede lid is bepaald dat de herziening wordt verzocht op de grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het hoger beroep aan de Raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
Beschikking van 14 december 2022
2. De voorzitter van de Raad heeft in zijn beschikking van 14 december 2022 vastgesteld dat de aangevallen uitspraak op 18 februari 2022 aan verzoekster ter hand is gesteld. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van hoger beroep is geëindigd op 20 maart 2022. Verzoekster heeft echter pas op 12 april 2022, dus te laat, hoger beroep ingesteld. Niet gebleken is van enige reden dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar was. Met toepassing van artikel 107, eerste lid, van de RAr, heeft de voorzitter van de Raad zonder verder onderzoek het hoger beroep van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.

Herzieningsverzoek

3. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de beschikking van 14 december 2022 niet juist is. Het was niet verzoekster die de aangevallen uitspraak op 18 februari 2022 bij het Gerecht heeft opgehaald, maar haar zoon. Verzoekster was door ernstige psychische problemen niet in staat om zelf de uitspraak op te halen. Zij was gedwongen zich onder psychiatrische behandeling te stellen. Er waren wel degelijk redenen om de termijnoverschrijding bij het instellen van het hoger beroep verschoonbaar te achten, aldus verzoekster.
Beoordeling
4.1.
Gelet op het in 1 geschetste wettelijk kader dient in de eerste plaats te worden vastgesteld of sprake is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het hoger beroep aan de voorzitter van de Raad niet bekend was.
4.2.
In hoger beroep heeft verzoekster de Raad geïnformeerd over haar opname in de Capriles Kliniek (Capriles), haar ondercuratelestelling en de benoeming van haar zoon tot curator. Voor zover de bij het herzieningsverzoek verstrekte informatie daarop betrekking heeft, is dan ook geen sprake van informatie die bij de behandeling van het hoger beroep aan de Raad niet bekend was. Weliswaar heeft de voorzitter van de Raad in zijn beschikking van 14 december 2022 ten onrechte overwogen dat de aangevallen uitspraak op 18 februari 2022 aan verzoekster ter hand is gesteld, omdat niet zij zelf maar haar zoon de uitspraak heeft opgehaald, maar dit vormt op zichzelf geen grond voor herziening van de beschikking van 14 december 2022. De Raad ziet in de bij het herzieningsverzoek overgelegde informatie en het verhandelde ter zitting evenwel aanleiding om het te laat indienen van het hoger beroepschrift in dit geval verschoonbaar te achten. Daarvoor is het volgende van belang.
4.3.
Bij het herzieningsverzoek heeft verzoekster een brief van GGZ-arts [B] (GGZ-arts) van 24 juni 2022 en twee rechterlijke machtigingen van het Gerecht in eerste aanleg (GEA) overgelegd. De GGZ-arts heeft aangegeven dat bij appellante sprake was van een al langer bestaand, onbehandeld, ernstig psychiatrische toestandsbeeld dat langere tijd een ernstige beperking heeft veroorzaakt in meerdere levensdomeinen. Dit heeft geleid tot een acute opname op 18 november 2021 in Capriles. Het GEA heeft op 27 januari 2022 een machtiging afgegeven voor een verblijf in Capriles voor de duur van één jaar, welke machtiging GEA op 3 november 2022 heeft verlengd tot 18 november 2023. Op 4 februari 2022 is verzoekster uit Capriles ontslagen en is zij naar huis gegaan. Op 3 februari 2022 heeft GEA verzoekster onder curatele gesteld en haar enige, bij haar inwonende zoon als curator aangesteld. Weliswaar was op 4 februari 2022 sprake van een licht herstel in de situatie van verzoekster, maar intensieve thuisbehandeling bleef noodzakelijk. Op 30 maart 2022 was nog steeds sprake van emotionele ontregeling en spanningen in de herstelfase. Op 7 juni 2022 was er nog steeds geen sprake van volledig herstel, aldus de GGZ-arts.
4.4.
Ter zitting heeft de zoon toegelicht dat hij de aangevallen uitspraak, die hij op 18 februari 2022 heeft opgehaald, niet direct heeft gelezen. Zijn moeder was kort daarvoor thuis gekomen en hij had de volledige zorg voor zijn moeder. Haar medische behandeling is thuis voortgezet. Verder wilde hij de uitspraak met zijn moeder bespreken, zodra zij daartoe in staat was. Dat was op 14 maart 2022 het geval. Zijn moeder gaf toen aan hij zelf maar moest beslissen wat hij vond dat nodig was. Daarop is de zoon op 12 april 2022 naar mr. Louisa gegaan, die dezelfde dag het pro-forma bezwaarschrift tegen het ontslagbesluit heeft ingediend.
4.5.
Naar het oordeel van de Raad geeft de in 4.3 weergegeven medische informatie meer en gedetailleerder inzicht in de psychische toestand van verzoekster dan de informatie die in hoger beroep is overlegd. Bovendien schetst deze informatie de context waarbinnen de zoon, als curator van zijn moeder, moest handelen. Daarbij hecht de Raad belang aan het gegeven dat de zoon geen professionele curator is, die bekend is met de bevoegd- en verantwoordelijkheden die bij het curatorschap horen, maar een niet professionele curator die bovendien als zodanig is benoemd ten aanzien van zijn eigen moeder over wie hij de dagelijkse zorg had. Dat de zoon de eerste prioriteit gaf aan de zorg voor zijn moeder en op een daartoe geschikt moment met zijn moeder wilde overleggen over de aangevallen uitspraak, acht de Raad heel begrijpelijk. De zoon kan daarom in de specifieke omstandigheden van dit geval niet worden aangerekend dat hij als curator niet voortvarend genoeg heeft gehandeld bij het instellen van het hoger beroep of het zoeken van juridisch advies daarover. Gelet hierop acht de Raad de termijnoverschrijding bij het instellen van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak verschoonbaar.
Slotsom
4.6.
De slotsom is dat het herzieningsverzoek moet worden toegewezen. Dit betekent dat de beschikking van de voorzitter van de Raad wordt vernietigd. Het hoger beroep wordt ontvankelijk verklaard en bepaald wordt dat de zaak wordt hervat in de stand waarin zij zich bevond.

Beslissing

De Raad van Beroep:
-
wijsthet verzoek om herziening
toe;
-
vernietigtde beschikking van de voorzitter van de Raad van 14 december 2022;
-
verklaarthet hoger beroep
ontvankelijk;
-
bepaaltdat de zaak wordt hervat in de stand waarin zij zich bevond.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J. Sybesma en
mr. P. Klik, leden, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.