ECLI:NL:ORBAACM:2023:51

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AUA2022H00068
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • P.J. Thijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verlaging bezoldiging ambtenaar op grond van tijdelijke versobering bezoldigingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft de verlaging van de bezoldiging van de geïntimeerde, die in dienst is bij het Korps Politie Aruba, met 5% op basis van de Landsverordening tijdelijke versobering bezoldigingen en voorzieningen overheid. De geïntimeerde was bevorderd naar de rang van brigadier, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn bezoldiging. Het Gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard en het Landsbesluit nietig verklaard, wat de Gouverneur heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 7 juni 2023 is de zaak behandeld, waarbij de Gouverneur werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de geïntimeerde in persoon verscheen. De Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Gerecht de verlaging van de bezoldiging inhoudelijk juist heeft beoordeeld, maar dat het Gerecht buiten de omvang van het geding is getreden door te oordelen over het motiveringsbeginsel en de verlaging van de pensioenopbouw. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en heeft het bezwaar tegen het Landsbesluit alsnog ongegrond verklaard.

De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2023.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Zaaknummer: AUA2022H00068

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 7 maart 2022, GAZA nr. AUA202101149 (ECLI:NL:OGAACMB:2022:53; aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[Geïntimeerde],
geïntimeerde,
procederende in persoon,
en
appellant.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 17 februari 2021 (Landsbesluit) is geïntimeerde, in dienst bij het Korps Politie Aruba (KPA), bevorderd naar de rang van brigadier, schaal P04.
Geïntimeerde heeft tegen het Landsbesluit bezwaar gemaakt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht dit bezwaar gegrond verklaard, het Landsbesluit nietig verklaard en appellant de opdracht gegeven een nieuwe beslissing te nemen.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 7 juni 2023. Appellant heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en geïntimeerde is in persoon verschenen.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaken onder nrs. AUA2022H00065, AUA2022H00067 en AUA2022H00069. In elke zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde was met ingang van 1 september 2018 bevorderd naar de rang van agent 1ste klasse, schaal P03. In het desbetreffende bevorderingslandsbesluit was het jaarbedrag van zijn bezoldiging vastgesteld op Afl. 35.520,-.
1.2.
In de bezoldigingstabel behorende bij het Landsbesluit rechtspositie politie (Lrp) stond bij de rang van brigadier, schaal P04, op 31 april 2020 als jaarbedrag Afl. 44.580,- vermeld.
1.3.
Met ingang van 1 mei 2020 zijn krachtens de Landsverordening tijdelijke versobering bezoldigingen en voorzieningen overheid (Ltvbvo) alle bedragen van de bezoldigingen als hier aan de orde met 5% verlaagd.
1.4.
Met ingang van 1 september 2020 is geïntimeerde bevorderd naar de rang van brigadier, schaal P04. Het jaarbedrag van zijn bezoldiging werd vastgesteld op het verlaagde bedrag van Afl. 42.351,-.
1.5.
Geïntimeerde heeft in eerste aanleg verzocht om gelijktrekking van het bezoldigingsbedrag met het bedrag dat is vastgesteld op Afl. 44.580,- toen collega’s van hem op 26 februari 2020 zijn bevorderd naar de rang van brigadier.
1.6.
Appellant heeft erop gewezen dat bij het Landsbesluit op juiste wijze toepassing is gegeven aan de Ltvbvo. Verder heeft hij gesteld dat er van strijd met het gelijkheidsbeginsel geen sprake is omdat de bevordering van de collega’s van geïntimeerde - anders dan zijn bevordering - plaatsvond op 26 februari 2020, voordat de genoemde versoberingsverordening in werking is getreden.
2. Het Gerecht heeft bij de aangevallen uitspraak het bezwaar van geïntimeerde gegrond verklaard, het Landsbesluit nietig verklaard en appellant de opdracht gegeven een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak.
2.1.
Het Gerecht heeft overwogen dat het geschil in de kern neerkomt op de vraag of appellant de bezoldiging van geïntimeerde met toepassing van de 5%-verlaging heeft mogen vaststellen op het bedrag van Afl. 42.351,- per jaar.
2.2.
Het Gerecht heeft overwogen dat de 5%-verlaging niet enkel bij de feitelijke uitbetaling mag worden ingehouden maar ook mag worden opgenomen in een bevorderingslandsbesluit als hier aan de orde; de Ltvbvo noch enige andere (wettelijke) regeling staat daaraan in de weg. Er is ook geen strijdigheid met de bij het Lrp vastgestelde politieschalen.
2.3.
Niettemin kan het Landsbesluit naar het oordeel van het Gerecht niet in stand blijven omdat het niet zorgvuldig is genomen en niet is voorzien van een deugdelijke motivering.
Het Gerecht heeft opgemerkt dat het risico bestaat dat de 5%-verlaging ook wordt toegepast bij de bepaling van de pensioengrondslag terwijl uit de Ltvbvo noch de toelichting daarop blijkt dat de wetgever met deze landsverordening ook heeft beoogd de pensioengrondslag te versoberen.
3. Appellant kan zich niet vinden in de aangevallen uitspraak. Hij wijst erop dat het Gerecht de vaststelling van de verlaging van de jaarbezoldiging in het Landsbesluit inhoudelijk juist acht. Appellant ziet dan niet wat het belang van geïntimeerde is.
4. Geïntimeerde kan zich vinden in de aangevallen uitspraak.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
Blijkens het onder 2.2 weergegeven standpunt van het Gerecht berust de verlaging van het jaarbedrag van de bezoldiging van geïntimeerde - bij het nemen van het Landsbesluit tot bevordering van hem, met ingang van 1 oktober 2020 - op goede gronden. Deze correcte toepassing van de Ltvbvo was, zo heeft het Gerecht overwogen, de kern van het geschil. Impliciet heeft het Gerecht het beroep van geïntimeerde op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Dat was in bezwaar de primaire grief van geïntimeerde tegen het Landsbesluit. De verwerping daarvan door het Gerecht is terecht: ten tijde van de bevordering van de collega’s was - anders dan bij geïntimeerde - de Ltvbvo nog niet van kracht.
5.2.
Dat het Gerecht het Landsbesluit niettemin niet in stand heeft gelaten omdat het naar het oordeel van het Gerecht niet zorgvuldig genomen is en niet voorzien is van een deugdelijke motivering, kan de Raad niet volgen.
5.3.
De Raad stelt vast dat geïntimeerde in bezwaar in hoofdzaak een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Verder heeft hij gesteld dat het bij het Landsbesluit vastgestelde bezoldigingsbedrag niet overeenkomt met de bedragen in de Hoofdschalen K.P.A. 2013. Deze grieven zijn door het Gerecht terecht verworpen.
5.4.
Geïntimeerde heeft in bezwaar geen grief naar voren gebracht betreffende de schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het Gerecht is dus buiten de omvang van het geding getreden. De aangevallen uitspraak kan daarom niet in stand blijven.
6. De slotsom is dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het bezwaar tegen het Landsbesluit alsnog ongegrond verklaard moet worden.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling .

Beslissing

De Raad van Beroep:
vernietigt de aangevallen uitspraak;
verklaart het bezwaar tegen het Landsbesluit ongegrond.
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mr. J. Sybesma en drs. P.J. Thijssen, leden, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.