ECLI:NL:ORBAACM:2023:5

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
CUR2021H00380
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gratificatie ambtsjubileum wegens ongeschiktheidsontslag

In deze zaak heeft appellante, werkzaam als ambtenaar sinds 1 oktober 1990, een verzoek ingediend om een gratificatie toe te kennen in verband met haar 30-jarige ambtsjubileum. Dit verzoek werd afgewezen door de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur, omdat appellante per 1 oktober 2020 was ontslagen wegens ongeschiktheid, na een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor diefstal en valsheid in geschrifte. De aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao verklaarde het bezwaar van appellante gegrond, maar oordeelde dat de regering in redelijkheid tot afwijzing van het gratificatieverzoek had kunnen komen, gezien de omstandigheden van fraude en strafrechtelijke veroordeling.

Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de circulaire over gratificaties niet vereist dat er sprake is van buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de regering op basis van artikel 75 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) de bevoegdheid heeft om een gratificatie toe te kennen, maar dat deze discretionair is. De Raad concludeerde dat de regering redelijkerwijs het verzoek om gratificatie kon afwijzen, gezien de ongeschiktheidsontslag van appellante.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De regering werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 15 februari 2023, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante],

appellante,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 24 november 2021, CUR202004653 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante
en

de Regering van Curaçao,geïntimeerde (hierna: de regering),gemachtigde: mr. H.W. Braam, advocaat

Procesverloop

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2023. Appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door [echtgenoot], de echtgenoot van appellante. De regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante was sinds 1 oktober 1990 werkzaam als ambtenaar, laatstelijk in de functie van medewerker Management Ondersteuning-E bij de Uitvoeringsorganisatie Milieu en Natuurbeheer (MNB).
1.2.
Bij brief van 15 september 2020 heeft appellante de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (de minister) verzocht om aan haar een gratificatie toe te kennen in verband met haar 30-jarige ambtsjubileum op 1 oktober 2020.
1.3.
Bij beschikking van 28 september 2020 (bestreden beschikking) heeft de minister dat verzoek afgewezen omdat appellante per 1 oktober 2020 wegens ongeschiktheid is ontslagen in verband met het feit dat zij bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 december 2019 strafrechtelijk is veroordeeld voor diefstal in vereniging met een valse order en het medeplegen van valsheid in geschrifte.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellante
gegrond verklaard omdat de bestreden beschikking niet door het bevoegd gezag is gegeven. Als gevolg hiervan is de beschikking nietig. Het Gerecht heeft de nietigheid voor gedekt verklaard omdat de gemachtigde van de regering de gevolgen van de bestreden beschikking voor haar rekening heeft genomen. Over de afwijzing van het verzoek om een gratificatie heeft het Gerecht overwogen dat de regering, reeds gelet op de door appellante gepleegde fraude en strafrechtelijke veroordeling, in redelijkheid tot het oordeel mocht komen dat er geen sprake was van buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting waardoor een gratificatie niet gerechtvaardigd is.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat op grond van de in haar geval toe te passen circulaire over het toekennen van een gratificatie wegens een ambtsjubileum niet vereist is dat er sprake is van een buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 75, eerste en tweede lid, onder b, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) kan de ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting door het bevoegde gezag worden beloond met onder andere een gratificatie.
In een circulaire die in werking is getreden per1 januari 2011 (circulaire) zijn richtlijnen opgenomen voor het toekennen van een gratificatie in verband met een ambtsjubileum. De richtlijnen specificeren per aantal jaren van het desbetreffende ambtsjubileum de hoogte van de toe te kennen gratificatie. Bij een volbrachte diensttijd van 30 jaar geldt een gratificatie van één maand vol inkomen.
4.2.
De bevoegdheid om een gratificatie in verband met een ambtsjubileum toe te kennen, ontleent de regering aan artikel 75 van de LMA. Als de regering van haar bevoegdheid gebruik maakt om een gratificatie toe te kennen, dan volgt uit de circulaire slechts het toe te kennen bedrag. Het gaat dus om een zogeheten discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. In die situatie kan de rechter de beslissing van de regering om geen gratificatie toe te kennen slechts terughoudend toetsen. De toetsing is beperkt tot de vraag of de regering redelijkerwijs tot afwijzing van het verzoek om een gratificatie heeft mogen komen. Daarvan is in dit geval sprake. Dat in de circulaire niet is opgenomen dat er sprake moet zijn van een buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting, maakt niet dat de regering het verzoek niet op die grond heeft mogen afwijzen. Dat vereiste is namelijk opgenomen in artikel 75 van de LMA. De regering heeft zich dan ook redelijkerwijs op het standpunt mogen stellen dat het verzoek van appellante om een gratificatie wordt afgewezen wegens haar ongeschiktheidsontslag in verband met haar onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
4.3.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De regering hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en mr. M.A. Evertsz, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.