ECLI:NL:ORBAACM:2023:30

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
AUA2022H00240 en AUA2022H00241 en AUA2022H00242
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.H. Bel
  • A.P. van der Pluijm-Vrede
  • M.A. Evertsz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake sollicitatieprocedure bij het Departement van Douane

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren van appellanten, werkzaam als douaneambtenaren bij het Departement van Douane (DA). De appellanten hadden gesolliciteerd op functies van plaatsvervangend chef sectie Luchthaven en plaatsvervangend chef sectie Haven, maar werden niet geselecteerd. De directeur van DA had hen per brief op de hoogte gesteld van de afwijzing van hun sollicitaties, maar zij maakten geen bezwaar tegen deze brieven. In een later memo werden de namen van de geselecteerde kandidaten bekendgemaakt, waartegen de appellanten bezwaar maakten. Het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde hun bezwaren niet-ontvankelijk, omdat de brieven van de directeur als beschikkingen konden worden aangemerkt waartegen geen bezwaar was gemaakt. De Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de memo geen rechtsgevolg beoogde ten aanzien van de appellanten, waardoor er geen sprake was van een voor bezwaar vatbare beslissing. De hoger beroepen van de appellanten werden derhalve afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Zaaknummers: AUA2022H00240, AUA2022H00241, AUA2022H00242

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak
op de hoger beroepen van:

Appellant 1,

Appellant 2,
Appellant 3,
appellanten,
gemachtigde: mr. D.G. Kock, advocaat
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba van 10 oktober 2022, zaaknummers AUA202103833, AUA202103947 en AUA202103929 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en

de DIRECTEUR DEPARTEMENTO DI ADUANA (DA),

gevestigd te Aruba,
geïntimeerde, hierna: de directeur DA
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia

Procesverloop

Appellanten hebben ieder afzonderlijk hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft de hoger beroepen gezamenlijk behandeld op de zitting van 4 mei 2023. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. D.G. Illis, kantoorgenoot van mr. Kock. De directeur DA heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was [A] (HR-medewerker DA) aanwezig.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten zijn werkzaam als douaneambtenaren bij DA in de functie van verificateur der invoerrechten en accijnzen.
1.2.
Appellanten hebben gesolliciteerd op de functies van plaatsvervangend chef sectie Luchthaven en plaatsvervangend chef sectie Haven, opengesteld bij vacature van 16 juni 2021. Op deze functies hebben in totaal negen sollicitanten gereageerd, die allen hebben deelgenomen aan een assessment. Dit assessment was een onderdeel van de sollicitatieprocedure.
1.3.
Bij brief van 5 november 2021 heeft de directeur DA [appellant 1 en appellant 3] laten weten dat de selectiecommissie hun persoonlijke gegevens en assessment zorgvuldig heeft doorgenomen en dat de keuze niet op hen is gevallen.
1.4. [
Appellant 2] is met drie andere sollicitanten uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Bij brief van 12 november 2021 heeft de directeur DA [appellant 2] meegedeeld dat na analyse van alle relevante stukken, de keuze van de commissie niet op hem is gevallen.
1.5.
Appellanten hebben tegen deze brieven geen bezwaar gemaakt.
1.6.
Bij een zogenoemd Inter-Bureau Memo van 17 november 2021 (memo) heeft de directeur DA alle medewerkers van DA geïnformeerd over de resultaten van de sollicitatieprocedure. Daarbij zijn de namen van de geselecteerde kandidaten bekend gemaakt.
1.7.
Tegen deze memo hebben appellanten op 17 december 2021 bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak, heeft het Gerecht de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Hierbij heeft het Gerecht het volgende overwogen:
“(…) 5.1. In deze staat vast, dat klagers bij onderscheiden aan hen gerichte brieven van 5 respectievelijk 12 november 2021, zijn bericht dat de keuze voor vervulling van de vacante functies niet op hen is gevallen. Deze brieven behelzen onderscheiden beschikkingen in de zin van artikel 30 van de La, waartegen klagers, ieder voor zich, een bezwaarschrift konden indienen. Nu zij dit hebben nagelaten zijn deze beschikkingen thans rechtens onaantastbaar. Voor klager 1 (lees: [appellant 1]) en klager 3 (lees: [appellant 3]) geldt bovendien dat zij de procedure niet hebben afgerond, omdat zij niet waren uitgenodigd voor het vereiste sollicitatiegesprek. Reeds toen moest het voor hen duidelijk zijn geweest dat de keuze voor de vervulling van de vacature niet op hen was gevallen. Hiertegen hebben zij evenmin geageerd.
5.2.
De bestreden Inter-bureau Memo houdt naar het oordeel van het gerecht slechts een algemene mededeling in, gericht aan alle medewerkers van de DA, over de vervulling van diverse chef en plv chef functies. Deze mededeling behelst geen voor bezwaar vatbare beslissing of handeling, als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de La, en hiertegen staat dan ook geen bezwaar bij de ambtenarenrechter open. Dat klagers pas tegen de Inter-buro Memo zijn opgekomen, omdat zij menen dat een van de geselecteerde kandidaten minder geschikt is voor de vervulling van de functie dan één van hen, maakt dit niet anders.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klagers niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. (…) “
3. Appellanten hebben in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat zij met de memo van 17 november 2021 op de hoogte zijn gesteld van de namen van de geselecteerde kandidaten. Toen pas werd hun duidelijk dat de twee geselecteerde kandidaten lager hadden gescoord op de selectietesten dan [appellant 2]en dat [appellant 1 en appellant 3] gelijkwaardig aan deze kandidaten hadden gescoord. Zij zijn het op grond hiervan niet eens met de keuze voor de geselecteerde kandidaten. Dit is de aanleiding geweest om tegen de memo bezwaar te maken.
4.1.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn in de kern een herhaling van de in bezwaar aangevoerde gronden. Het Gerecht heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak uitgebreid besproken en is tot het onder 2 weergegeven oordeel gekomen. De Raad kan zich vinden in het oordeel van het Gerecht en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Dat appellanten pas met de memo, gericht aan de hele organisatie, ervan kennis hebben genomen wie uiteindelijk zijn geselecteerd voor de functies van plaatsvervangend chef,
laat onverlet dat de memo, anders dan de afwijzing van hun sollicitatie bij brieven van 5 onderscheidenlijk 12 november 2021, geen rechtsgevolg beoogde ten aanzien van appellanten. Van een beschikking als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 35, eerste lid, van de La is daarom geen sprake.
4.2.
De slotsom is dat de hoger beroepen niet slagen, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.P. van der Pluijm-Vrede en mr. M.A. Evertsz, leden, en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.