ECLI:NL:ORBAACM:2023:10

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
CUR2022H00173
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar in ambtenarenzaak

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, de Regering van Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 28 februari 2020, waarbij zij met ingang van 11 januari 2018 in vaste dienst was aangesteld als docent bij het openbaar onderwijs. Appellante had op 26 juni 2020 bezwaar gemaakt, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de gronden van het bezwaar niet waren ingediend. Appellante stelde in hoger beroep dat zij alle relevante documenten had ingediend en dat het Gerecht haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.

De Raad oordeelde dat het Gerecht niet duidelijk genoeg had aangegeven wat appellante moest doen om het verzuim te herstellen. De brieven van het Gerecht gaven niet aan dat appellante de gronden van het bezwaar moest indienen. Hierdoor verkeerde appellante in de veronderstelling dat zij haar bezwaar correct had aangevuld. De Raad concludeerde dat het Gerecht het bezwaar ten onrechte zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk had verklaard. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling. Tevens werd de regering veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van NA1.400,-.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante],

appellante,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 15 juni 2022, CUR202001831 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante
en

de Regering van Curaçao,geïntimeerde (hierna: de regering),gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindongo

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2023. Appellante en de regering hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij landsbesluit van 28 februari 2020 (bestreden besluit), door appellante ontvangen op 26 mei 2020, heeft de regering appellante met ingang van 11 januari 2018 in vaste dienst aangesteld in de functie van docent bij het openbaar onderwijs.
1.2.
Op 26 juni 2020 heeft appellante daartegen bezwaar gemaakt bij het Gerecht op nader aan te voeren gronden. Bij brieven van 13 en 29 juli 2020 heeft het Gerecht appellante in de gelegenheid gesteld het bezwaarschrift binnen vier weken aan te vullen. Op 28 augustus 2020 heeft appellante het bezwaarschrift van 26 juni 2020 opnieuw ingediend met daarbij producties.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het Gerecht vastgesteld dat ook de op 28 augustus 2020 ingediende producties geen gronden van het bezwaar bevatten. Appellante heeft het verzuim dus niet hersteld. Het bezwaar voldoet niet aan de vereisten van artikel 44, eerste lid, onder c, van de RAr en is om die reden niet-ontvankelijk, aldus het Gerecht.
3. Appellante voert in hoger beroep aan dat zij alle relevante documenten heeft voorgelegd aan het Gerecht en dat hier aan voorbij is gegaan. Door de enkele vermelding van het woord "pro forma" in haar aanvullende bezwaarschrift is haar bezwaar nietontvankelijk verklaard. Zij had haar bezwaar immers aangevuld met producties.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAr houdt het bezwaarschrift in de gronden waarop het bezwaar rust.
Op grond van artikel 45 wijst de rechter de inzender van een bezwaarschrift die de voorschriften van artikel 44 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Op grond van artikel 46, eerste lid, kan degene die niet binnen de door de rechter ingevolge het voorgaande artikel bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, zonder dat een nader onderzoek vereist is, in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard worden.
4.2.
Ter beoordeling ligt voor of het Gerecht het bezwaar van appellante tegen het bestreden besluit op goede gronden zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad stelt vast dat appellante haar bezwaarschrift heeft ingediend onder nader aan te voeren gronden, een zogeheten pro forma bezwaar. Een dergelijk bezwaarschrift voldoet niet aan het vereiste van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAr omdat daarin niet de gronden zijn vermeld waarop het bezwaar rust. Daarom is appellante bij brieven van 13 en 29 juli 2020 met toepassing van artikel 45 van de RAr in de gelegenheid gesteld het geconstateerde verzuim te herstellen. Naar het oordeel van de Raad is in die brieven niet duidelijk genoeg vermeld wat appellante had moeten doen om het verzuim te herstellen. In die brieven is alleen vermeld dat appellante in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een termijn van vier weken het bezwaarschrift aan te vullen. Er is niet duidelijk aangegeven dat dat betekent dat zij de gronden waarop het bezwaar rust moet indienen. Gelet daarop verkeerde appellante begrijpelijkerwijs in de veronderstelling dat zij het bezwaarschrift op juiste wijze heeft aangevuld op 28 augustus 2020 door het bezwaarschrift opnieuw in te dienen met aanvullende producties. Het Gerecht heeft het bezwaarschrift daarom ten onrechte zonder nader onderzoek nietontvankelijk verklaard. Het betoog slaagt.
4.3.
De slotsom is dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad wijst de zaak terug naar het Gerecht om te worden hervat in de stand waarin zij zich bevond. Het Gerecht moet appellante opnieuw in de gelegenheid stellen om de gronden van haar bezwaar aan te vullen. Dat wil zeggen dat appellante op schrift moet stellen waarom zij het niet eens is met het besluit van 28 februari 2020.
5. De Raad ziet aanleiding om de regering met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de kosten van appellante in hoger beroep van NA
f1.400,- (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de Raad).
Beslissing
De Raad:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • wijstde zaak
    terugnaar het Gerecht;
  • veroordeeltde regering in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van in totaal NA
    f1.400,-.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en drs. P.J. Thijssen en mr. M.A. Evertsz, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.